Les 21 - pdf

LES 21: ACTIEVE EN PASSIEVE ZINNEN
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

LES 21: ACTIEVE EN PASSIEVE ZINNEN

Slide 1 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Verjaardagstaart

Speciaal voor zijn verjaardag krijgt Gust een grote taart. De taart wordt gebakken door oma. Eerst maakt ze beslag dat ze in de oven steekt. Daarna mixt ze boter en suiker samen tot botercrème. Die botercrème wordt straks over de taart verdeeld. Tot slot wordt de taart nog helemaal versierd door Gust zelf.

Slide 2 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Verjaardagstaart

Speciaal voor zijn verjaardag krijgt Gust een grote taart. De taart wordt gebakken door oma. Eerst maakt ze beslag dat ze in de oven steekt. Daarna mixt ze boter en suiker samen tot botercrème. Die botercrème wordt straks over de taart verdeeld. Tot slot wordt de taart nog helemaal versierd door Gust zelf.

Slide 3 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Verjaardagstaart

Speciaal voor zijn verjaardag krijgt Gust een grote taart.

De taart wordt gebakken door oma.

Eerst maakt ze beslag dat ze in de oven steekt.

Daarna mixt ze boter en suiker samen tot botercrème.

Die botercrème wordt straks over de taart verdeeld.

Tot slot wordt de taart nog helemaal versierd door Gust zelf.

Slide 4 - Tekstslide




Speciaal voor zijn verjaardag krijgt Gust een grote taart.

Eerst maakt ze beslag dat ze in de oven steekt.

Daarna mixt ze boter en suiker samen tot botercrème.





De taart wordt gebakken door oma.

Die botercrème wordt straks over de taart verdeeld.

Tot slot wordt de taart nog helemaal versierd door Gust zelf.

Slide 5 - Tekstslide

VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 6 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Zinsdelen die jullie moeten kennen volgens de trajectwijzer:
  • onderwerp
  • persoonsvorm
  • gezegde (werkwoordelijk/naamwoordelijk)
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • voorzetselvoorwerp
  • handelend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling
ZINSDELEN

Slide 7 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 245: oefening 1

a. Omcirkel in de zinnen het onderwerp en onderstreep de persoonsvorm.

b. Kruis aan bij welke zinnen het onderwerp de activiteit in het werkwoord echt uitvoert.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 8 - Tekstslide

Toets 14 + 17
De kinderen spelen elke week voetbal.
Er werden gisteren bloemen bezorgd aan alle tachtigjarigen uit de gemeente.
Mijn opa werd vorig weekend gevierd.
Oma bakt altijd heerlijke pannenkoeken.
De trainer wordt door de spelers op de schouders gedragen.
De hele voormiddag opereerde de chirurg om de patiënt in leven te houden.
Die jeugdspeler scoorde het eerste doelpunt van het toernooi.
We zullen door de directie op de hoogte worden gebracht.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF
X



X

X

X


Slide 9 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 246: oefening 2

Bekijk het filmpje en vul het kader in je boek in.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 10 - Tekstslide

actief
passief
onderwerp
lijdend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
worden

Slide 11 - Tekstslide

voltooid deelwoord
 onderwerp doet wat het gezegde uitdrukt, is de zin actief.
als het
je wilt het onderwerp niet te veel aandacht geven.
door Emma
'er'

Slide 12 - Tekstslide

Toets 14 + 17
VOLTOOID DEELWOORD
De boer oogst de aardappelen.
De boer oogstte de aardappelen.
De boer heeft de aardappelen geoogst.

Slide 13 - Tekstslide

Toets 14 + 17
VOLTOOID DEELWOORD
De boer oogst de aardappelen.
De aardappelen worden door de boer geoogst.
De boer oogstte de aardappelen.
De aardappelen werden door de boer geoogst.
De boer heeft de aardappelen geoogst.
De aardappelen zijn door de boer geoogst.

Slide 14 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Passieve zinnen in het Nederlands worden meestal gevormd door:
  • zijn + voltooid deelwoord
  • worden + voltooid deelwoord

'Zijn' = resultaat
'Worden' = proces

Onthoud: voltooid deelwoord in de actieve zin = 'zijn' in de passieve zin.
PASSIEF MET 'WORDEN' OF 'ZIJN'

Slide 15 - Tekstslide

Toets 14 + 17
VOLTOOID DEELWOORD
De leerlingen maken de oefeningen.
De leerlingen maakten de oefeningen.
De leerlingen hebben de oefeningen gemaakt.

Slide 16 - Tekstslide

Toets 14 + 17
VOLTOOID DEELWOORD
De leerlingen maken de oefeningen.
De oefeningen worden door de leerlingen gemaakt.
De leerlingen maakten de oefeningen.
De oefeningen werden door de leerlingen gemaakt.
De leerlingen hebben de oefeningen gemaakt.
De oefeningen zijn door de leerlingen gemaakt.

Slide 17 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 247: oefening 3

Zet de actieve zinnen om naar passieve zinnen.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 18 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 247: oefening 4

Zet de passieve zinnen om naar actieve zinnen.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 19 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 248: oefening 5

Zet de passieve zinnen om naar actieve zinnen en de actieve zinnen naar passieve zinnen.
VERSCHIL ACTIEF VS. PASSIEF

Slide 20 - Tekstslide

GEBRUIK EN GEPASTHEID

Slide 21 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Wat vinden jullie?

"In de keuken worden de ingrediënten verzameld en worden ze voorbereid door de chef-kok. Vervolgens worden ze gemengd en wordt het deeg gekneed. Daarna wordt het deeg uitgerold en worden de koekjes uitgestoken. De koekjes worden gebakken in de oven en worden vervolgens afgekoeld op een rek. Tot slot worden ze verpakt in een doos en worden ze verkocht in de winkel."
PASSIEVE ZINNEN

Slide 22 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Wat vinden jullie?

"De chef-kok verzamelt en bereidt de ingrediënten in de keuken. Vervolgens mengt hij ze en kneedt het deeg. Daarna rolt hij het deeg uit en steekt hij de koekjes uit. Hij bakt de koekjes in de oven en laat ze vervolgens afkoelen op een rek. Tot slot verpakt hij ze in een doos en verkoopt hij ze in de winkel."
ACTIEVE ZINNEN

Slide 23 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Algemeen aanvaard:

  • Passieve zinnen maken je tekst lang en langdradig
  • Actieve zinnen klinken directer, persoonlijker, brengen vaart in je tekst
  • Passieve zinnen zorgen dat je tekst formeler of objectiever klinkt
  • Actieve zinnen benadrukken de persoon die de handeling (werkwoord) uitvoert

Je gebruikt dus best zoveel mogelijk actieve zinnen.
PASSIEF VS. ACTIEF

Slide 24 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Maar wanneer is een passieve zin dan wel gepast?

  • Als je niet weet wie de handeling uitvoert:

-  Men zegt dat hij dat plan volgend jaar al wil realiseren.
+ Er wordt gezegd dat hij dat plan volgend jaar al wil realiseren.
PASSIEF VS. ACTIEF

Slide 25 - Tekstslide

Toets 14 + 17
  • Als je nadruk wil leggen op een bepaald zinsdeel:

+ Het slachtoffer werd onderkoeld teruggevonden in zijn wagen.
+ De leraar weet dat er in zijn klas hard gewerkt wordt.
PASSIEF VS. ACTIEF

Slide 26 - Tekstslide

Toets 14 + 17
  • Als je de persoon die handelt bewust vaag wilt houden:

"Je moet dit probleem vandaag nog aanpakken."
= direct, aanvallend
"Dit probleem moet vandaag nog aangepakt worden."
= vaag, beleefder

"De vuilbak is gisteren niet buiten gezet" versus "Ik heb de vuilbak gisteren niet buiten gezet".



PASSIEF VS. ACTIEF

Slide 27 - Tekstslide

Toets 14 + 17
  • Om verwarring te vermijden:

-  Dat is de boom die de houthakker heeft geveld.
+ Dat is de boom die door de houthakker geveld werd.

-  De directie heeft de leerling die de leraar heeft uitgescholden onmiddellijk geschorst. 
+ De directie heeft de leerling die door de leraar is uitgescholden onmiddellijk geschorst.



PASSIEF VS. ACTIEF

Slide 28 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 249: oefening 1

Kies bij a-j telkens of je beter de actieve of de passieve zin gebruikt.

Vul het cijfer in van de reden waarom je hiervoor kiest uit het rode kader bovenaan (1-4).
ACTIEF OF PASSIEF GEBRUIKEN?

Slide 29 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 250: oefening 2

Zet de tekst om van passief naar actief.
ACTIEF OF PASSIEF GEBRUIKEN?

Slide 30 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Dit formulier moet door de aanvragers binnen vier weken worden teruggestuurd naar de personeelsdienst. De aanvragen worden door de personeelsdienst verwerkt in de volgorde van de datum van ontvangst. Uiteindelijk wordt door het gemeentebestuur beslist welke personen in aanmerking zullen komen voor de premie.
ACTIEF OF PASSIEF GEBRUIKEN?

Slide 31 - Tekstslide

Toets 14 + 17
  • Staat deze zin in de actieve of passieve vorm?
  • Maak van deze actieve zin een passieve zin en omgekeerd.
  • Gebruik je in dit voorbeeld beter een actieve of passieve zin? Leg uit waarom.
  • In welke gevallen is het wél een goed idee om een passieve zin te gebruiken?
TOETS LES 21

Slide 32 - Tekstslide