In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
HERHALING
LV H1 t/m H3
Slide 1 - Tekstslide
1. Je kunt verschillende tekststructuren herkennen; 2. Je hebt je kennis opgefrist en geoefend met vaste tekststructuren; 3. Je herkent argumentatiestructuren.
Inleiding: beschrijving verschijnsel. Middenstuk: redenen, oorzaken en gevolgen. Slot: beste verklaring, samenvatting.
A
Aspectenstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Argumentatiestructuur
Slide 7 - Quizvraag
Inleiding: onderwerp. Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp. Slot: samenvatting (maar niet altijd).
A
Verklaringsstructuur
B
Aspectenstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Vraag-antwoordstructuur
Slide 8 - Quizvraag
Welke tekststructuur herken je?
A. probleem/oplossingsstructuur
B. verklaringsstructuur
C. verleden/hedenstructuur
Slide 9 - Tekstslide
Lees de tekst.
Welke tekststructuur hoort hierbij?
Slide 10 - Tekstslide
Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 11 - Quizvraag
Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur
Slide 12 - Quizvraag
Verklaringsstructuur - inleiding: bepaald verschijnsel - kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden - slot: ? Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling
Slide 13 - Quizvraag
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur
Slide 14 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het best bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?
Wat is het belangrijkste argument in onderstaande tekst?
Tegenwoordig kan bijna alles digitaal.Een papieren agenda is overbodig. In een online agenda op je telefoon kun je een planning en afspraken kwijt en je krijgt een reminder.
Hieronder staat een enkelvoudige argumentatie. Maak er een onderschikkende argumentatie van.
Leerlingen ervaren een grote toetsdruk, daarom moeten docenten minder cijfers geven.
H3B moet maar liefst 11 toetsen maken,
Wat is jouw mening over het lezen van boeken. Zorg voor een goede argumentatie. Gebruik signaalwoorden om het verband aan te geven.
Slide 16 - Tekstslide
Argumentatie-structuur
Slide 17 - Tekstslide
Soms (vaak) lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 18 - Tekstslide
Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.
Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.
Slide 19 - Tekstslide
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Slide 20 - Tekstslide
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.
Slide 21 - Tekstslide
Nevenschikkend
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Slide 22 - Tekstslide
Nevenschikkend
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Het festival Welcome to the Village was vorige maand niet leuk.
Ondanks de hitte was er helemaal geen schaduwplek.
Ik verbrand heel snel.
Slide 23 - Tekstslide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Slide 24 - Tekstslide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 25 - Tekstslide
Combinatie
Slide 26 - Tekstslide
Oefenen!
Slide 27 - Tekstslide
1. Aspectenstructuur
Inleiding: Introduceert het onderwerp
Middenstuk: Diverse aspecten (onderdelen)van het onderwerp
Slot: Geeft een samenvatting
Slide 28 - Tekstslide
2. Verleden/heden (toekomst) structuur
Inleiding: Introduceert het onderwerp.
Middenstuk: Situatie vroeger / situatie nu
Slot: Geeft een conclusie of situatie in de toekomst
Slide 29 - Tekstslide
3. Vraag /antwoordstructuur
Inleiding: Er wordt een vraag gesteld
Middenstuk: Antwoorden
Slot: Geeft een samenvatting of conclusie
Slide 30 - Tekstslide
4. Argumentatiestructuur
Inleiding: Stelling of standpunt (eventueel als vraag)
Middenstuk: Argumenten voor de stellingtegenargumenten (+ weerlegging)
Slot: Herhaling stelling of beantwoording van de vraag(eventueel kort de argumenten)
Slide 31 - Tekstslide
5. Probleem/oplossingstructuur
Inleiding: Er is een probleem
Middenstuk: Gevolgen (waarom is het een probleem) oorzaken / oplossingen
Slot: De beste oplossing
Slide 32 - Tekstslide
6. Verklaringsstructuur
Inleiding: Een bepaald verschijnsel
Middenstuk: Verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: Geeft een samenvatting
Slide 33 - Tekstslide
1. Je kunt verschillende tekststructuren herkennen; 2. Je hebt je kennis opgefrist en geoefend met vaste tekststructuren; 3. Je herkent argumentatiestructuren.