Les 5 PO gedrag

Doel
Na deze les kun je een ethogram maken, een geschikt protocol kiezen bij een onderzoeksvraag, een protocol uitvoeren én resultaten uit gedragsonderzoek interpreteren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doel
Na deze les kun je een ethogram maken, een geschikt protocol kiezen bij een onderzoeksvraag, een protocol uitvoeren én resultaten uit gedragsonderzoek interpreteren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Beschrijf het gedrag van de vogel in een paar regels.

Slide 3 - Open vraag

objectief / subjectief
objectief: feitelijke waarnemingen 
subjectief: bevat een interpretatie
antropomorfisme: toekennen van menselijke gevoelens / bewustzijn / motivatie aan organismen zonder bewijs


Slide 4 - Tekstslide

objectief / subjectief
antropomorfisme: Deze appel toont met zijn kleur aan dat hij opgegeten wil worden, zodat zijn zaden verspreid worden.

subjectief: appel

objectief: afbeelding van een appel

echt objectief: rond voorwerp, ingedeukt aan de bovenzijde. Rood van kleur met groene stippen van 2 mm doorsnede .... etc




Slide 5 - Tekstslide

kopieer je omschrijving van het vogelgedrag. Geef per regel aan of deze objectief of subjectief is of een antropomorfisme bevat.

Slide 6 - Open vraag

ethogram

Slide 7 - Tekstslide

onderzoeksvragen
welke handelingen komen in een vaste gedragsketen voor?

hoeveel verdeelt een dier  de tijd over de gedragssystemen?

Wat is de rangorde in een  bepaalde groep?

Slide 8 - Tekstslide

protocol : gedragsketens bepalen

in tweetallen:
A: observeert en roept wanner de handeling verandert.
B: noteert 
 
of werk van video
(voor de zekerheid altijd video opnemen)


Slide 9 - Tekstslide

ops
fts
rem
afst
bct
ops
x
3
0
0
0
fts
0
x
5
0
0
rem
0
1
x
2
1
afst
2
0
0
x
0
bct
0
1
0
0
x

Slide 10 - Tekstslide

Analyse
in totaal 17 wisselingen tussen handelingen
fts komt 5 x  voor (fietsen)
na fietsen krijg je altijd 1 van de 4 andere handelingen (rem, ops, afst, bct )

toeval: 1/4 kans op rem/ops/afst/bct    na   fts 
fts komt 5 keer voor, dus de andere 4 zouden allen 1,25 keer waargenomen moeten zijn


na fts komt rem 5 keer voor, dat is 4x vaker dan op basis van toeval verwacht kan worden

dit zou dus wel eens een vaste volgorde kunnen zijn

Slide 11 - Tekstslide

Resultaat
een opsomming van handelingen die in een vaste volgorde plaatsvinden

(of de conclusie dat dit niet gebeurt)

Slide 12 - Tekstslide

protocol: tijdsbesteding
noteer elke 10 seconden wat het dier op dat moment doet.

wederom in tweetallen of van video.


Slide 13 - Tekstslide

Analyse
Noteer van elke handeling

Slide 14 - Tekstslide

Resultaat
Overzicht van de manier waarop een dier de tijd besteed.

Staafdiagram kan ook

Slide 15 - Tekstslide

rangorde
slaan we dit jaar over

Slide 16 - Tekstslide

PO
een gedragsonderzoek met een onderwerp naar keuze (info volgt)
groepsgrootte: 2-3 personen
eindproduct: wetenschappelijk verslag

Cijfer weegt mee voor je schoolexamen H5
PO sport: 1x
PO gedrag: 1x
Toets voortplanting: 2x
het gemiddelde van deze vier toetsen telt als 1 SE-cijfer. Er volgen er volgend jaar nog 2

deadline: maandag 7 juni, 21u   in magister opdrachten

Slide 17 - Tekstslide

onderwerpen
https://maken.wikiwijs.nl/97388/Onderzoek__gedragsbiologie_vwo___kopie_1#!page-3060002

let op! Dit zijn projecten voor 1-VWO. Ik ga er vanuit dat in jullie inleidingen, resultaten en discussie duidelijk wordt dat havo-4 wel een niveautje hoger is :)

Slide 18 - Tekstslide

Succescriteria
Je gebruikt minimaal 10 goede bronnen voor je inleiding en discussie:
  • wetenschapsbijlage krant, 
  • populair wetenschappelijk artikel of boek, 
  • site van een universiteit-, onderzoeksinstituut of overheid

Je refereert hiernaar in de tekst en maakt een bronnenlijst volgens APA-regels.

Slide 19 - Tekstslide

Inleiding
  • Bevat feiten die de maatschappelijke of wetenschappelijke relevantie van je onderzoek duidelijk maken.
  • Bevat de voor een 3e-klasser benodigde informatie om écht te begrijpen waar het onderzoek over gaat (die weten bv nog niet wat supranormale prikkels etc zijn, dat leg je dus uit als dat relevant is.)
  • Eindigt met je onderzoeksvraag en op de theorie gebaseerde hypothese

Slide 20 - Tekstslide

Materiaal en methode
  • Bevat alle benodigde materialen en meetapparatuur. incl. groottes, aantallen, volumes. 
  • Is voldoende gedetailleerd voor een 3e klasser om je onderzoek te herhalen zónder zelf iets te hoeven bedenken of een boek open te doen.
  • De proefopzet leidt tot een valide en zo betrouwbaar mogelijke beantwoording van je onderzoeksvraag.
  • Lijdt tot kwantitatieve resultaten (resultaten die in cijfers/diagrammen zijn uit te drukken)

Slide 21 - Tekstslide

Resultaten
  • Bevat een tabel en diagram. 
  • Het type diagram past bij het type data
  • Het antwoord op de onderzoeksvraag is in 1 oogoslag uit het diagram af te lezen.
  • De begeleidende tekst wijst op de meest opvallende resultaten die zichtbaar zijn.

Slide 22 - Tekstslide

conclusie en discussie
  • conclusie is een antwoord op de onderzoeksvraag gebaseerd op de onderzoeksresultaten. 
  • Vergelijk de conclusie met de hypothese. Zijn deze gelijk? Verschillend? Welke ideeën uit de inleiding worden hierdoor bevestigd, of misschien wel ontkracht? Kun je bij nader inzien meer bronnen vinden die je conclusie ondersteunen?

Slide 23 - Tekstslide

conclusie en discussie
  • Stel je conclusie is waar, wat is hiervan het maatschappelijk/wetenschappelijk belang? Kun je op basis hiervan bv adviezen geven?
  • Analyseer de betrouwbaarheid (hoe nauwkeurig heb je gemeten) en de validiteit (de conclusie klopt) van je onderzoek. Wat zijn mogelijke verbeterpunten?
  • Geef een mogelijk vervolgonderzoek (met een andere, aansluitende onderzoeksvraag)

Slide 24 - Tekstslide

Algemeen
  • Schrijfstijl is objectief: geen ik/wij/hij/zij of persoonlijke meningen
  • Figuren en diagrammen zijn clean opgemaakt (2D, geen achtergrondlijnen, goede astitels, 
  • Figuren, tabellen en diagrammen hebben genummerde bijschriften. In de tekst wordt naar (al) deze nummers verwezen.

Slide 25 - Tekstslide