In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Privaat- of publiekrecht?
Je koopt een woning en gaat naar de notaris voor het passeren van de akte;
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht
C
Beiden
D
Geen van beiden
Slide 2 - Quizvraag
Als je iets betaald wat je niet verschuldigd was, ontstaat er een verbintenis uit de wet
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Als je een appartement koopt, wordt je medeeigenaar van het hele gebouw en krijg je het recht een stuk van dat gebouw exclusief met uitsluiting van anderen te gebruiken
A
Onjuist
B
Juist
Slide 4 - Quizvraag
Stelling: Rechtsbronnen kunnen zijn de wet, een gewoonte, jurisprudentie en Internationale verdragen
A
Onjuist, gewoonte is geen rechtsbron
B
Onjuist, alleen de wetten en de verdragen zijn een rechtsbron
C
onjuist, alleen de wet is een rechtsbron
D
Juist
Slide 5 - Quizvraag
Recht van parate executie is:
A
Hypotheek vervalt pas als de hele lening is betaald
B
Zonder toestemming van de eigenaar of de rechter mag de onroerende zaak worden verkocht
C
De hypotheek is gekoppeld aan een lening
D
geen absoluut recht (je kunt handhaven t.o.v. iedereen)
Slide 6 - Quizvraag
Ik koop de woning van mijn ouders en spreek met hen af dat zij daar mogen blijven wonen tot hun dood. Dit is een voorbeeld van:
A
Erfdienstbaarheid
B
Erfpacht
C
Recht van opstal
D
Vruchtgebruik
Slide 7 - Quizvraag
Als je iets koopt via een webshop ( afstandsverkoop), hoelang heb je minstens bedenktijd en mag je het product nog terugsturen?
A
8 dagen
B
10 dagen
C
14 dagen
D
18 dagen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is in beginsel GEEN huwelijksvereiste?
A
Meerderjarig zijn
B
Niet al gehuwd zijn met elkaar of iemand anders
C
Met iemand huwen van het andere geslacht
D
Geen nabije familie van elkaar zijn
Slide 9 - Quizvraag
Als de buren op vakantie zijn, mag je de zaken waarnemen voor de buren
A
Ja, want je mag alles voor de buren doen wat jij denkt dat goed is
B
Ja, als er een noodsituatie is mag je de zaken waarnemen
C
Nee, de buren moeten jou hiervoor hebben gevraagd
D
Nee, je mag nooit iets doen zonder toestemming
Slide 10 - Quizvraag
Hoe wordt een hypotheekrecht gevestigd?
A
Door het ondertekenen van de offerte bij de bank
B
Door het inschrijven van de hypotheekakte in het kadaster
C
Door het overmaken van het geld aan de verkoper
D
Het recht hoeft niet gevestigd te worden
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een plicht voor het aangaan van een huwelijk?
A
Verloven
B
Melding maken bij de BABS
C
Naar de notaris gaan
D
naar de bank gaan
Slide 12 - Quizvraag
Als je eigenaar bent, mag je alles doen met hetgeen van jou is
A
Onjuist
B
Juist
Slide 13 - Quizvraag
wat is waar over de "Beperkte gemeenschap van goederen":
A
Niet alle huishoudkosten zijn gezamenlijk
B
Vermogen van voor het huwelijk blijft 100% privé
C
Bij het ontvangen van een erfenis is die 100% gezamenlijk
D
Partners blijven in 2 woningen wonen
Slide 14 - Quizvraag
Als de bank afstand doet van zijn recht van hypotheek
A
Eindigt het hypotheekrecht
B
Moet de lening direct worden terugbetaald
C
Is de woning verloren gegaan
D
Moet de woning verkocht worden
Slide 15 - Quizvraag
Een samenlevingscontract is hetzelfde als trouwen
A
Onjuist, trouwen en een geregistreerd partnerschap zijn vrijwel gelijk
B
Onjuist, alleen heb je al wel automatisch een testament
C
Juist, in beide gevallen regel je een overeenkomst
D
Juist, alleen hoort geregistreerd partnerschap daar ook bij
Slide 16 - Quizvraag
De hypotheekgever is dezelfde persoon als de leningnemer
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Erfopvolging is standaard vanuit de wet, tenzij er een testament is opgesteld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
In welke volgorde wordt er geërfd bij de wettelijke erfopvolging?
A
1. Echtgenoot & kinderen/ 2. Ouders en (half) broers en zussen/ 3. grootouders/ 4. overgrootouders
B
Alle erfgenamen krijgen een gelijk deel: dus echtgenoot/kinderen/ grootouders/ ouders/ grootouders/ overgrootouders