Casuistiek privaatrecht hoofdstuk 1 tot en met 13

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Privaat- of publiekrecht?

Je koopt een woning en gaat naar de notaris voor het passeren van de akte;

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 2 - Quizvraag

Als je iets betaald wat je niet verschuldigd was, ontstaat er een verbintenis uit de wet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Als je een appartement koopt, wordt je medeeigenaar van het hele gebouw en krijg je het recht een stuk van dat gebouw exclusief met uitsluiting van anderen te gebruiken
A
Onjuist
B
Juist

Slide 4 - Quizvraag

Stelling:
Rechtsbronnen kunnen zijn de wet, een gewoonte, jurisprudentie en Internationale verdragen
A
Onjuist, gewoonte is geen rechtsbron
B
Onjuist, alleen de wetten en de verdragen zijn een rechtsbron
C
onjuist, alleen de wet is een rechtsbron
D
Juist

Slide 5 - Quizvraag

Recht van parate executie is:
A
Hypotheek vervalt pas als de hele lening is betaald
B
Zonder toestemming van de eigenaar of de rechter mag de onroerende zaak worden verkocht
C
De hypotheek is gekoppeld aan een lening
D
geen absoluut recht (je kunt handhaven t.o.v. iedereen)

Slide 6 - Quizvraag

Ik koop de woning van mijn ouders en spreek met hen af dat zij daar mogen blijven wonen tot hun dood. Dit is een voorbeeld van:
A
Erfdienstbaarheid
B
Erfpacht
C
Recht van opstal
D
Vruchtgebruik

Slide 7 - Quizvraag

Als je iets koopt via een webshop ( afstandsverkoop), hoelang heb je minstens bedenktijd en mag je het product nog terugsturen?
A
8 dagen
B
10 dagen
C
14 dagen
D
18 dagen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is in beginsel GEEN huwelijksvereiste?
A
Meerderjarig zijn
B
Niet al gehuwd zijn met elkaar of iemand anders
C
Met iemand huwen van het andere geslacht
D
Geen nabije familie van elkaar zijn

Slide 9 - Quizvraag

Als de buren op vakantie zijn, mag je de zaken waarnemen voor de buren
A
Ja, want je mag alles voor de buren doen wat jij denkt dat goed is
B
Ja, als er een noodsituatie is mag je de zaken waarnemen
C
Nee, de buren moeten jou hiervoor hebben gevraagd
D
Nee, je mag nooit iets doen zonder toestemming

Slide 10 - Quizvraag

Hoe wordt een hypotheekrecht gevestigd?
A
Door het ondertekenen van de offerte bij de bank
B
Door het inschrijven van de hypotheekakte in het kadaster
C
Door het overmaken van het geld aan de verkoper
D
Het recht hoeft niet gevestigd te worden

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een plicht voor het aangaan van een huwelijk?
A
Verloven
B
Melding maken bij de BABS
C
Naar de notaris gaan
D
naar de bank gaan

Slide 12 - Quizvraag

Als je eigenaar bent, mag je alles doen met hetgeen van jou is
A
Onjuist
B
Juist

Slide 13 - Quizvraag

wat is waar over de "Beperkte gemeenschap van goederen":
A
Niet alle huishoudkosten zijn gezamenlijk
B
Vermogen van voor het huwelijk blijft 100% privé
C
Bij het ontvangen van een erfenis is die 100% gezamenlijk
D
Partners blijven in 2 woningen wonen

Slide 14 - Quizvraag

Als de bank afstand doet van zijn recht van hypotheek
A
Eindigt het hypotheekrecht
B
Moet de lening direct worden terugbetaald
C
Is de woning verloren gegaan
D
Moet de woning verkocht worden

Slide 15 - Quizvraag

Een samenlevingscontract is hetzelfde als trouwen
A
Onjuist, trouwen en een geregistreerd partnerschap zijn vrijwel gelijk
B
Onjuist, alleen heb je al wel automatisch een testament
C
Juist, in beide gevallen regel je een overeenkomst
D
Juist, alleen hoort geregistreerd partnerschap daar ook bij

Slide 16 - Quizvraag

De hypotheekgever is dezelfde persoon als de leningnemer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Erfopvolging is standaard vanuit de wet, tenzij er een testament is opgesteld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

In welke volgorde wordt er geërfd bij de wettelijke erfopvolging?
A
1. Echtgenoot & kinderen/ 2. Ouders en (half) broers en zussen/ 3. grootouders/ 4. overgrootouders
B
Alle erfgenamen krijgen een gelijk deel: dus echtgenoot/kinderen/ grootouders/ ouders/ grootouders/ overgrootouders
C
1. Kinderen/ 2. echtgenoot/ 3. Ouders & grootouders
D
1. Echtgenoot & kinderen/ 2. grootouders/ 3. Ouders en (half) broers en zussen/ 4. overgrootouders

Slide 19 - Quizvraag

Welke van onderstaande werkzaamheden voert een notaris NIET uit:
A
Opstellen van een testament
B
Samenlevingscontract sluiten
C
Nieuwe vereniging oprichten
D
Huurovereenkomst sluiten voor een woning

Slide 20 - Quizvraag

Pandrecht en hypotheekrecht geven een voorrangsrecht bij de verkoop van dat goed
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat houdt k.k. in?
A
Kwaliteitseisen van een klantdossier
B
Kosten zijn voor de koper
C
Kopen zonder te kijken
D
Klunzige kanjer

Slide 22 - Quizvraag

Bedenktijd koper: Een koper van een woning heeft 3 dagen de tijd nadat de koopakte is getekend, om de koop nog te ontbinden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Wat is GEEN onroerende zaak?
A
Het huis van Fred en Maartje
B
De appelboom in de tuin
C
Het schuurtje in de tuin
D
De toercaravan van Wessel en Nienke

Slide 24 - Quizvraag

1e hypotheekrecht & 2e hypotheekrecht:
A
Er zijn dan altijd 2 leningdelen
B
Zijn er 2 personen die de hypotheek zijn aangegaan
C
Zegt iets over het tijdstip waarop het is aangegaan (volgorde van prioriteit)
D
Er zijn dan altijd 2 verschillende banken

Slide 25 - Quizvraag

Hoe wordt een onroerende zaak geleverd?
A
Door overdracht van de sleutel bij de notaris
B
Door inschrijving van de transportakte in het openbaar register
C
Door het tekenen van de koopovereenkomst
D
Als de hypothecaire lening is afgesloten

Slide 26 - Quizvraag

Bij huurkoop:
A
Wordt je direct eigenaar bij aflevering
B
wordt je nooit eigenaar
C
Wordt je eigenaar na betaling van het laatste termijn
D
hoef je geen rente te betalen, alleen huur

Slide 27 - Quizvraag

Het maakt niet uit of je medehuurder of medebewoner bent, je hebt dezelfde rechten
A
Onjuist, als medehuurder heb je geen sterke positie
B
Onjuist, als medehuurder heb je een sterke positie
C
Juist, je hebt dezelfde rechten
D
Juist, alleen is een medebewoner minderjarig

Slide 28 - Quizvraag

Guus en Maartje kopen een woning, hiervoor geven zij de bank recht van:
A
pand
B
hypotheek

Slide 29 - Quizvraag

Het kadaster registreert alles rondom registergoederen. Wat zijn registergoederen?
A
Alle onroerende zaken
B
Alle onroerende zaken, grote schepen
C
Alle onroerende zaken, grote schepen & grote vliegtuigen
D
Alle onroerende zaken, grote schepen & grote vliegtuigen, absolute rechten

Slide 30 - Quizvraag

Als je iets van iemand leent ben je een...
A
eigenaar
B
bezitter
C
houder
D
niets meer dan een lener

Slide 31 - Quizvraag

Een verbintenis ontstaat:
A
uit de wet of uit een overeenkomst
B
uit de wet
C
uit een overeenkomst
D
via de rechter

Slide 32 - Quizvraag

Voorwaardelijke overdracht: een opschortende voorwaarde is....
A
Als er niet wordt voldaan aan deze eis vind komt de overeenkomst niet tot stand
B
Als er wel wordt voldaan aan deze voorwaarde vind de overdracht plaats
C
een voorwaarde die nog niet bestaat
D
één van de belangrijkste voorwaarden in een overeenkomst

Slide 33 - Quizvraag

Verkrijgen van een goed kan alleen door het goed te kopen
A
Onjuist
B
Juist

Slide 34 - Quizvraag

Als de financiering niet rond komt, vervalt de overeenkomst. Dit is een voorbeeld van een...
A
opschortende voorwaarde
B
ontbindende voorwaarde
C
bescherming van de verkoper
D
bijzondere overdracht

Slide 35 - Quizvraag

Als je eigenaar wilt worden van een woning gaat dit niet zonder notaris
A
Onjuist
B
Juist

Slide 36 - Quizvraag

Welke van onderstaande is GEEN beding die in een hypotheekakte kan worden opgenomen?
A
Onderhoudsbeding
B
Huurbeding
C
Ontruimingsbeding
D
Gedragingsbeding

Slide 37 - Quizvraag

Als een kind iets stuk maakt, zijn de ouders daarvoor aansprakelijk
A
Ja, altijd
B
Ja, maar alleen tot en met 13 jaar
C
Ja, maar alleen tot en met 18 jaar
D
Nee, het kind is zelf aansprakelijk

Slide 38 - Quizvraag

Een overeenkomst komt tot stand door:
A
aanbod en aanvaarding
B
het opstellen van een schriftelijke overeenkomst
C
aanvaarding van de koper
D
aanbod van de verkoper

Slide 39 - Quizvraag

Een verhuurder mag de huur:
A
niet opzeggen
B
alleen opzeggen onder bepaalde voorwaarden
C
altijd opzeggen met een opzegtermijn
D
alleen in overleg met de huurder opzeggen

Slide 40 - Quizvraag

Het openbaar register is altijd 100% juist en volledig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag