Vragen bij 1.1 Overleven in Europa

Overleven in Europa
Vragen bij paragraaf 1.1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Overleven in Europa
Vragen bij paragraaf 1.1

Slide 1 - Tekstslide

Volgens de definitie die voor landbouw gebruikt wordt gaat landbouw om:
A
alle activiteiten van grond tot mond
B
alle activiteiten die door boeren worden verricht
C
alle activiteiten in de akkerbouw en veeteelt

Slide 2 - Quizvraag

Bedrijven die zorgen voor alle activiteiten in het proces na de productie van de boeren heten samen
A
actoren
B
agribusiness
C
landbouw
D
akkerbouw

Slide 3 - Quizvraag

Volgens de in het boek gebruikte definitie van landbouw is een pizzabezorger ook werkzaam in de landbouwsector
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het gevolg van de langere keten van boer tot consument
A
de boeren verdienen hierdoor meer
B
er blijft minder geld over voor de boer
C
de producten worden goedkoper

Slide 5 - Quizvraag

In de landbouw is sprake van
A
mondialisering
B
industrialisering
C
mondialisering en industrialisering

Slide 6 - Quizvraag

Nederland behoort tot de top van grote voedselexporteurs ter wereld. Een van de belangrijkste reden hiervoor is
A
dat Nederland nog veel landbouwgrond heeft
B
dat in Nederland nog veel mensen werkzaam zijn in de landbouwsector.
C
dat Nederland veel aan innovatie doet
D
dat Nederland erg aan het vergrijzen in

Slide 7 - Quizvraag

Een andere belangrijke reden is
A
dat Nederland een klein landje is
B
dat Nederland een gunstige ligging heeft aan zee met een monding van grote rivieren
C
dat Nederland van oudsher goed is in landbouw activiteiten

Slide 8 - Quizvraag

In Polen is het % mensen werkzaam in de landbouw
A
lager dan in NL
B
hoger dan in NL

Slide 9 - Quizvraag

In Polen is het bruto binnenlands product/inwoner
A
lager dan in NL
B
hoger dan in NL

Slide 10 - Quizvraag

In Polen is de bijdrage van de landbouw aan het BNP
A
hoger dan in NL
B
lager dan in NL

Slide 11 - Quizvraag

Er zijn steeds meer actoren in de landbouw
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Actoren in de landbouw zijn: boeren, agribusiness, overheden en internationale organisatie
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag