3H - Betoog - Les 4

Betogend schrijven
Les 4: argumenten vinden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Betogend schrijven
Les 4: argumenten vinden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Voorbeeldbetoog lezen
  2. Onderwerp kiezen en bronnen
  3. Een stelling formuleren
  4. Het bouwplan maken / argumenten zoeken
  5. Inleiding schrijven
  6. Slot schrijven
  7. Herschrijven zonder spelfouten
  8. Goede woorden kiezen
  9. Beoordelen en inleveren

Het cijfer telt 2x mee.
Let op: het kan zijn dat we sommige lessen samenvoegen tot één les!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stelling van jouw duo?

Slide 3 - Woordweb

Gaat jullie stelling over een verandering?
(criterium 5 van een goede stelling)

Slide 4 - Poll

Waaraan voldoet een stelling?
1. De stelling moet controversieel zijn.

2. De stelling is positief geformuleerd.
3. De stelling is absoluut geformuleerd.
4. De stelling is eenduidig.
5. De stelling is een verandering van de huidige situatie.
6. De stelling bevat géén argument.
7. De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden.





Slide 5 - Tekstslide

Is dit een goede stelling?
"De sportschool moet gratis worden voor alle jongeren."
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Waaraan voldoet een stelling?
1. De stelling moet controversieel zijn.

2. De stelling is positief geformuleerd.
3. De stelling is absoluut geformuleerd.
4. De stelling is eenduidig.
5. De stelling is een verandering van de huidige situatie.
6. De stelling bevat géén argument.
7. De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden.





De sportschool moet gratis zijn voor alle jongeren.

Slide 7 - Tekstslide

Is dit een goede stelling?
"Pubers zijn irritant."
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Waaraan voldoet een stelling?
1. De stelling moet controversieel zijn.

2. De stelling is positief geformuleerd.
3. De stelling is absoluut geformuleerd.
4. De stelling is eenduidig.
5. De stelling is een verandering van de huidige situatie.
6. De stelling bevat géén argument.
7. De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden.





Pubers zijn irritant.

Slide 9 - Tekstslide

Als je een stelling hebt..
.. ga je op zoek naar argumenten!

Slide 10 - Tekstslide

2

Slide 11 - Video

00:19
Wat is het probleem dat jullie met je stelling willen oplossen?

Slide 12 - Woordweb

00:54
Oftewel...
... je draait de stelling als het ware om.

Stel, jouw stelling is: Sportscholen moeten gratis zijn voor alle jongeren. 
Dan ga je dus bedenken: waarom is het een probleem als sportscholen níet gratis mógen zijn voor jongeren?

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Bedenk met je bubbelbuddy drie goede argumenten voor jullie stelling. Let op dat het verschillende argumenten zijn. Zoek ook alvast de onderbouwing: waarom kloppen jullie argumenten? Gebruik onderzoeken, nieuwsberichten en bewijzen!

Slide 14 - Tekstslide