Een
zelfstandig werkwoord (zww) in een zin geeft aan wat het onderwerp 'doet', bijvoorbeeld:
tennissen, lopen, praten, studeren, kwispelen of vallen
Hulpwerkwoorden (hww) komen alleen voor in zinnen met meer dan één werkwoord. Ze 'helpen' om het gezegde te maken; denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en mogen.