Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammatica woordsoorten - QUIZ
Welke woordsoorten ken je?
1 / 21
volgende
Slide 1:
Woordweb
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welke woordsoorten ken je?
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Video
Lidwoorden
Onbepaald = Een
Een
Bepaald = De / Het
De
Het
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoelens
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
Eigennamen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...
Slide 4 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
Enkelvoud en meervoud:
mens-mensen
Verkleinwoord
: huis-huisje
De, het of een
: de kat, het fietspad, een schoolgebouw
Slide 5 - Tekstslide
Welk antwoord is een onbepaald lidwoord?
A
de
B
een
C
het
D
die
Slide 6 - Quizvraag
Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
hout
B
fiets
C
aardig
D
Amsterdam
Slide 7 - Quizvraag
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
- meestal vóór, soms ná het zelfstandig naamwoord
- korte en lange vorm (mooi - mooie)
- trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Zegt van welke stof iets is gemaakt:
- een
gouden
oorbel
- een
houten
stoel
- een
katoenen
shirt
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en.
De
mooie
film.
Die film is
mooi
en heel erg
beroemd
!
Slide 8 - Tekstslide
In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!
Slide 9 - Quizvraag
Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord (zww)
Het zww geeft aan wat het onderwerp doet, meemaakt of wat er gebeurt.
In een zin staat maar één zww
Staat er in de zin maar één werkwoord? Dan is dat een zww!
Hulpwerkwoord (hww)
Een hww komt alleen voor in een zin met meer dan één werkwoord.
Helpt om het gezegde te maken!
Staat meestal vooraan in de zin.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het zww?
Jij moet volgende keer echt je woordjes beter leren!
A
leren
B
moet
C
beter
D
je
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het zww?
Ik wil ooit een keer parachutespringen!
A
ooit
B
wil
C
keer
D
parachutespringen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het hww?
Ik wil ooit een keer parachutesprinten!
A
ooit
B
wil
C
keer
D
parachutespringen
Slide 13 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een zelfstandig werkwoord heeft altijd een hulpwerkwoord nodig.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn de hww?
Als je wil schaatsen, moet het echt wel harder vriezen!
A
wil, schaatsen
B
schaatsen, moet
C
schaatsen, vriezen
D
wil, moet
Slide 15 - Quizvraag
Aanwijzende voornaamwoorden
Wijst een mens, dier of ding aan!
kan voor een zelfstandig naamwoord staan
kan alleen staan
deze
die
dat
dit
zulk(e)
zo'n
dergelijk(e)
zelf
hetzelfde
dezelfde
Die
en
dat
zijn alleen een aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door
dit
en
deze
.
Woorden die een plaats of richting aangeven, zijn geen aanwijzend voornaamwoord (
daar, daarheen, daarover, daarlangs
).
Slide 16 - Tekstslide
Vragende voornaamwoorden
wie
wat
welk(e)
wat voor (een)
! Meestal aan het begin van een vraag !
! Soms aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag !
Begin van een vraag: '
Wie
van jullie haalt de boeken?'
Aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag: 'Zij vroeg
wie
van jullie de boeken straks pakt.'
Wie
en
wat
zijn
geen
vragend voornaamwoord al ze terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.
Woorden als
waar, waarheen, wanneer
en
hoe
zijn
geen
vragende voornaamwoorden.
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het vr.vnw?
Weet je al welk boek je gaat lezen?
A
weet
B
je
C
welk
D
al
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het aanw.vnw?
Ik weet niet of ik dit boek leuk vind.
A
weet
B
niet
C
vind
D
dit
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het aanw.vnw?
Lees je nou alweer hetzelfde boek?
A
lees
B
nou
C
hetzelfde
D
alweer
Slide 20 - Quizvraag
Welke woordsoort vind je het moeilijkst?
Slide 21 - Woordweb
Meer lessen zoals deze
Grammatica woordsoorten - quiz
Februari 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Woordsoorten 1-6 (lw/zn/bn/vz/aanw. vnw/vr. vnw/hww/zww/bw)
Januari 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica - woordsoorten - De Brug
Januari 2023
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Oefenen alle woordsoorten 1 hv
December 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
week 10 - hww / kww / zww
Maart 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 t/m 6 zoals op de toets wordt gevraagd
Juni 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
grammatica 4/5 aanwijzend en vragend voornaamwoord
Maart 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling woordsoorten brugklas uitleg+inoefenen
Februari 2021
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1