toetsje medicijnen en vitale functies

Leerdoelen les 1 behaald?
• Je hebt algemene kennis rondom medicatie
• Je kent de wet-en regelgeving rond medicatie
• Je kunt uitleggen hoe vilans protocollen werken en waarom je ze nodig hebt
• Je weet hoe je het medicatiewerkstuk moet maken
• Je hebt geoefend met het toedienen van medicatie volgens protocol Oraal, rectaal via de huid, via de slijmvliezen
• Je weet hoe je een zorgvrager begeleidt op dit gebied

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Helpende PlusMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen les 1 behaald?
• Je hebt algemene kennis rondom medicatie
• Je kent de wet-en regelgeving rond medicatie
• Je kunt uitleggen hoe vilans protocollen werken en waarom je ze nodig hebt
• Je weet hoe je het medicatiewerkstuk moet maken
• Je hebt geoefend met het toedienen van medicatie volgens protocol Oraal, rectaal via de huid, via de slijmvliezen
• Je weet hoe je een zorgvrager begeleidt op dit gebied

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet Big staat voor
A
beroepsmatige interventies in de gezondheidszorg
B
beroepen individuele gezondheidszorg
C
beroep interactie en gezondheid

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

UR gaat om medicijnen....
A
Waarbij verslaving kan optreden
B
die via een injectie toegediend moeten worden
C
die een verhoogde kans op bijwerkingen hebben
D
A, B en C is goed

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

zwangerschap is een voorbeeld van een contra indicatie
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een supp (zetpil) heeft een systemische werking
A
Juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

als het doel van een medicijn curatief is, dan...
A
wordt het ingezet om gevolgen te bestrijden
B
wordt een tekort aangevuld
C
wordt een ziekte bestreden
D
wordt een ziekte voorkomen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk orgaan breekt veel werkzame stoffen van het medicijn af?
A
longen
B
huid
C
lever
D
maag

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een transdermale pleister werkt lokaal
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe noem je het als twee medicijnen elkaar beïnvloedden?
A
bijwerking
B
complicatie
C
gewenning
D
interactie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 2
• Je kan de term Vitale functies uitleggen
• Je weet de normaal waarden van vitale functies en kan hierdoor afwijkingen hierin signaleren
• Je kan de Bloeddruk, ademhaling, hartslag, temperatuur en bewustzijn meten
• Je kent globaal de bouw en werking van hart en longen
• Je kan de diverse vormen van inhalatiemedicatie toepassen bij de zorgvrager

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

normaal waarde ademhaling is ..... per minuut
A
20 - 30 x
B
12 - 18 x
C
60 - 80 x
D
4 - 10 x

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de hartslag bij een gezond persoon is gemiddeld tussen de .... en .... slagen p.m.
A
60 - 100
B
60 - 80
C
40 - 100
D
80 - 120

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

oorzaken verstoringen in het ABC zijn;
A
ademhaling, bewustzijn en circulatie
B
ademweg, ademhaling en circulatie
C
anti bacteriële circulatie
D
anders omschreven bewustzijn en circulatie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vitale functies zijn de functies die van levensbelang zijn
A
Juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn de belangrijkste vitale functies?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een stoornis in de ademweg kan komen door:
A
uitdroging
B
gebroken ribben
C
heftige allergische reactie
D
longziekte

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verhoging is bij een lichaamstemperatuur van... graden celsius
A
37,5- 38
B
36, 5 - 38
C
38 - 41

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de letters avpu voor?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de FAST test doe je bij verdenking op een TIA
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cyanose zegt iets over de mate en duur van de benauwdheid
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

als je "de pols" voelt, waar let je dan op?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

je herkent een "shock" aan een blauw gelaat en een langzame ademhaling
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar herken je een botbreuk aan?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een beroerte is een andere benaming voor een CVA
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vitale functies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ademhaling vlgs. Kussmaul
Dit is een zeer diepe en regelmatige ademhaling. Komt voor bij zorgvragers die op de rand van een diabetes coma zitten 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

de linkerkamer pompt bloed naar:
A
de longslagader
B
de aorta / lichaamsslagader
C
de hersenen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer kan de hartslag veranderen?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk, tensie 
  • Betekent het meten van de druk van het bloed in de slagaders
  • De bloeddruk wordt uitgedrukt in mmHg (millimeter kwikdruk)
  • je ziet ook wel RR staan

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Systole en diastole 
Systolische (bovendruk) is de samentrekking van het hart
 (RR 120)

Diastolische druk (onderdruk) ontspanningsfase van het hart.
 (RR 80)


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RR meten
De bloeddruk wordt altijd aan dezelfde arm gemeten nadat deze minimaal 5 minuten heeft gerust. Waarom?

Een volle blaas geeft een hogere bloeddruk waarom? 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypertensie, hypotensie 
Een te hoge bloeddruk wordt hypertensie genoemd, een te lage bloeddruk wordt hypotensie genoemd.

De waarde van de bloeddruk is voor een ieder verschillend.
De bloeddruk stijgt met het vorderen van de leeftijd.

Slide 36 - Tekstslide

De hoogte van de bloeddruk is afhankelijk van verschillende factoren:
  •  de kracht van de hartkamersamentrekkingen; Hoe beter de pomp werkt hoe krachtiger de samentrekking is.
  • de elasticiteit van de slagaderwanden; Bij het ouder worden neemt de elasticiteit af en de bloeddruk wordt wat hoger.
  • de weerstand in de perifere bloedvaten; Bloeddruk is in de grote bloedvaten hoger dan in de kleine bloedvaten. Een vernauwing in de vaten heeft ook invloed op de kleine vaten en verhoogt de druk die nodig is om het bloed erdoor te pompen.
  • het bloedvolume; Een afname van het bloedvolume (zoals bij een bloeding) zal leiden tot een verlaging van de bloeddruk.
  • de viscositeit van het bloed
Door een heel lage bloeddruk krijgen de hersenen soms te weinig zuurstof. Hierdoor kan je duizelig worden of flauwvallen

Een te hoge bloeddruk is een risicofactor voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Met name een hoge bovendruk is gevaarlijk

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je meet geen bloeddruk aan een arm die: 
  • een gewonde of oedemateuze arm;
  • een verlamde arm (bijv. bij CVA);
  • een arm waar een infuus inzit;
  • een arm waar een okseltoilet is uitgevoerd.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7 vragen die je jezelf stelt voorafgaand aan elke handeling!
  1. Bezit ik de kennis een vaardigheden
  2. ben ik bevoegd
  3. ben ik bekwaam
  4. ben ik op de hoogte van richtlijn/protocol
  5. in ik de indicaties/contra-indicaties
  6. kan ik handelen in onverwachte situaties
  7. heb ik een opdracht/uitvoeringsverzoek

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelingen oefenen
Vitale functies:
  • ademhaling
  • hartslag (pols)
  • temperatuur
  • Bloeddruk meten
  • bewustzijn
Oefenen aan de hand van de Vilans protocollen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies