10.3 chemische vertering

10.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering (het in stukken knippen) van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

10.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering (het in stukken knippen) van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?

Slide 1 - Tekstslide

10.3 Enzymen
Chemische vertering

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsstoffen die verteerd moeten worden 
(kleiner maken):

Eiwitten
Vetten
Grotere koolhydraten 
(= di-/polysacharides)
Voedingsstoffen die NIET worden verteerd 
(al klein genoeg):

Vitamines
Mineralen (= zouten)
Water
 Kleine suikers 
(= mono-sacharides)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Enzymen
Door enzymen kunnen wij, bij lage temperaturen, stoffen afbreken (dissimilatie) of opbouwen (assimilatie).  

Enzymen zijn eiwitten. (Maken we dus zelf via DNA -> RNA -> Eiwit) 
- Naamgeving: substraat +  - ase
vb. Lactase


Slide 5 - Tekstslide

Enzymen

  • Enzymen zijn eiwitten die reacties versnellen
  • Enzymen in verteringssappen versnellen afbraak grote voedingstoffen naar hun monomeren
  • Amylase/maltase: zetmeel -> glucose
  • Pepsine/peptidase: eiwit -> aminozuren
  • Lipase: vetten -> glycerol en vetzuren
Vraag
Wat is het enzym, substraat en product bij vertering van vetten?

Slide 6 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen hebben een optimum temperatuur en zuurgraad = pH

Waarom gaat het katalyseren langzamer bij een hogere/ lagere temperatuur/pH ?




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Regeling maagportier
De kringspier van de maag:

  • Sluiten bij lage pH 12-vingerige darm.
  • Openen bij hoge pH 12-vingerige darm

Slide 9 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)
Afvoergang van alvleesklier

Inhoud alvleessap:
Enzymen amylase (amylose), tryptase (eiwitten) en lipase (vetten), HCO3-

Afvoergang galgang

Inhoud gal:
Galzouten
Afbraak producten rode bloedcellen

Slide 10 - Tekstslide

Dunne darm
Darmsapklieren maken darmsap:
Bevat enzymen die koolhydraten, vetten, eiwitten, DNA en RNA afbreken.


Hierna is de vertering klaar!



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kleine lesafsluiter
1. Welke voedingsstoffen hoeven niet verteerd te worden?
2. Waarom is het enzym lipase wel in staat om vet te verteren maar kan het niet eiwitten verteren?
3. Waarom werkt het enzym pepsine wel in de maag, maar niet in de twaalfvingerige darm?
4. Wat zijn de reactieproducten van de vetvertering?
5. Waarom maken de maagcellen een inactief enzym?
6. 

Slide 14 - Tekstslide

10.3 Chemische vertering 
Lees 10.3
Maak opdrachten 33 t/m 46

Slide 15 - Tekstslide

Mondholte
Speekselklieren maken speeksel (BINAS 82F):
Slijm: vergemakkelijkt het slikken
Amylase: breekt zetmeel (amylose) af
Eiwitten die veel mondbacteriën en schimmels doden


Slide 16 - Tekstslide

Slikken
Strottenklepje voorkomt voedsel in je luchtpijp

Slide 17 - Tekstslide

Peristaltiek
                                                                                                                   Langs de hele                                                                                                                                    route (slokdarm,                                                                                                                             maag, darmen)                                                                                                                                 zorgen lengte-  en                                                                                                                          kringspieren                                                                                                                                      ervoor dat het  
                                                                                                                   voedsel de goede kant op beweegt. Ballaststoffen (voedingsvezels) helpen hierbij.

Slide 18 - Tekstslide

Maag
Maagsapklieren maken maagsap (BINAS82F):
Zoutzuur: lage pH. Doodt bacteriën
Pesinogeen (inactief enzym), bij lage pH wordt hieruit peptase/ pepsine gevormd: enzym breekt eiwitten af tot polypeptiden
Slijm: beschermt de maagwand tegen het zuur én tegen de werking van peptase

Slide 19 - Tekstslide

Exocriene klier (opening naar buiten)

Slide 20 - Tekstslide

Maag
Maagportier: kringspier naar de darmen.

Sluit als de zuurgraad in de 12 vingerige darm te hoog wordt (te zuur), opent weer als de zuurgraad gedaald is: regelt op die manier dat er steeds een klein stukje voedsel de maag verlaat.

Slide 21 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van galblaas (galbuis)
In de lever wordt gal gemaakt en dit wordt in de galblaas opgeslagen (via de galgang).

Gal emulgeert vetten


Slide 22 - Tekstslide

Emulgeren
EMULGEREN IS NIET VERTEREN!!!!!!

Slide 23 - Tekstslide

Resorptie
Opname van voedingsstoffen en water in het bloed

Vraag: hoeveel celmembranen moet een voedingsstof passeren voordat het in het bloed komt?

Voedingsstoffen: met name in de dunne darm
Water: met name in de dikke darm



Slide 24 - Tekstslide

Dikke darm
  • Opname van water
  • Woonplaats van darmflora
Bacteriën die cellulose kunnen verteren maken glucose: dit wordt ook nog in de dikke darm geresorbeerd.


Tussen dunne en dikke darm: blinde darm (bacterie-opslag) met appendix (afweer)



Slide 25 - Tekstslide

Blinde darm

Slide 26 - Tekstslide

Darmflora
Goede bacterien in de dikke darm.
  • verteren onverteerbare plantaardige stoffen
  • Voorkomen vestiging van slechte bacterien

Blinde darm: ' opslag ' van je darmflora

Darmflora van moeder -> kind tijdens geboorte

Slide 27 - Tekstslide

Darmflora
Probiotica: voedingsmiddelen met goede bacterien die (deels) het verteringsstelsel overleven
Prebiotica: voedingsmiddelen die dienen als voedsel voor de darmflora.

Door je voeding kun je de samenstelling van je darmflora veranderen/ verbeteren.

Slide 28 - Tekstslide

Endeldarm en anus
  • Endeldarm is de opslag van uitwerpselen, als deze vol is volgt ontslasting
  • Anus is de kringspier aan het einde van het darmkanaal, deze sluit de endeldarm af

Slide 29 - Tekstslide