Blok 4 H3.1 en 3.2 Ontwikkeling stimuleren: Denken

Blok 4 PDO les 1 en 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
PDOMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Blok 4 PDO les 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Toetsstof:
Boek
Basis- en werkboek 'Didactiek, Organisatie en Communicatie'
Hoofdstuk 3 'Ontwikkeling stimuleren: 'denken'
Basis- en werkboek 'Didactiek, communicatie en organisatie'
Hoofdstuk 4 'Ontwikkeling stimuleren:  'voelen en bewegen '

Maken: werkboekopdrachten behorende bij de hoofdstukken. Zie de planning in Cumlaude, kanaal PDO
Inleveren
Mindmap uiterlijk
Toetsvorm: digitaal, multiple choice 
    
Belangrijke informatie voor dit blok

Slide 2 - Tekstslide

Wat wordt er in dit hoofdstuk behandeld?
3.1 Uitdagen met activiteiten            (les 1)
3.2 Taal stimuleren                               (les 2)

3.3 Rekenen stimuleren                     (les 3)
3.4 Laat de wereld draaien                (les 4)

Slide 3 - Tekstslide

                       Les 1  Uitdagen met activiteiten.
                            Doel van de les: 

-Je weet wat de 'Zone van naaste ontwikkeling' inhoudt (3.1).
-Je kunt bij een aantal voorbeelden de juiste pedagogische vaardigheden plaatsen (3.1)

Slide 4 - Tekstslide

(Docent leest stukje tekst blz. 86 basisboek voor)
Opdrachten voor jullie:
Pak om te beginnen alleen je werkboek op blz. 50 en maak opdracht 2. Controleer daarna op blz. 86 in je basisboek of je de opdracht goed had.
Vervolgens bedenk je bij iedere pedagogische interactievaardigheid een concreet voorbeeld passend bij de leeftijdsgroep van jouw bpv-groep.
 Ga hiervoor in groepjes bij elkaar zitten. 

3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 5 - Tekstslide

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Juf Hasmik werkt met een complimentenmunt. Diegene die de munt in zijn la heeft liggen, moet die dag 5 complimenten of meer aan anderen geven. Aan het eind van de dag moet de klas raden wie de complimentenmunt had.
De klas mag onderling ook complimenten aan elkaar geven.
A
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen
B
Sensitieve responsiviteit
C
Praten en uitleggen
D
Ontwikkelings-stimulering.

Slide 6 - Quizvraag

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Onderwijsassistent Dion moedigt de leerlingen, tijdens het omkleden van de gym, aan om zelf hun veters te strikken.
A
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen
B
Autonomie respecteren
C
Structureren en grenzen stellen
D
Ontwikkelings-stimulering

Slide 7 - Quizvraag

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Onderwijsassistent Sam ziet dat Yasmine zo trots als een pauw met een zwemdiploma de school binnen loopt. Hij loopt naar haar toe , klapt in zijn handen en zegt: 'Wauw! Wat zie ik daar in jouw handen?'

A
Ontwikkelings-stimulering
B
Autonomie respecteren
C
Structureren en grenzen stellen
D
Sensitieve responsiviteit

Slide 8 - Quizvraag

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:

Onderwijsassistent Kim heeft de planning van de dag op het bord geschreven.
Bij de start van de dag bespreekt ze deze planning met de klas.
A
Autonomie respecteren
B
Sensitieve responsiviteit
C
Structureren en grenzen stellen
D
Ontwikkelings-stimulering

Slide 9 - Quizvraag

                Ontwikkelingsgebieden

Weet je nog wat de verschillende ontwikkelingsgebieden zijn?

  • Cognitieve ontwikkeling (o.a. rekenen en taal).
  • Motorische, lichamelijke en seksuele ontwikkeling.
  • Creatieve ontwikkeling
  • Spelontwikkeling
3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 10 - Tekstslide

                De zone van naaste ontwikkeling
Dit zijn doelen waar een kind aan werkt die hij nog nét niet kan. Hij wordt dus uitgedaagd om iets nieuws te leren.
Belangrijk! Komt in alle drie de leerjaren op deze opleiding terug.

Wat zijn de gevaren/nadelen van te een te makkelijke en wat van een te moeilijke opdracht aanbieden? 


3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijk voor het bepalen van de zone van naaste ontwikkeling:
In welke ontwikkelingsfase zit het kind?
Oftewel, wat is de beginsituatie?
-Wat kan en weet het kind al?
-Welke dingen zijn nu nog te hoog 
gegrepen?
-Wat zou het kind graag willen kunnen?
3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 12 - Tekstslide

Wat is voor een leerling waar jij regelmatig mee werkt een activiteit in de zone van de naaste ontwikkeling?

Slide 13 - Open vraag

                  Activiteiten doen met kinderen.
  1. Spontaan
  2. Voorbereid => gerichte activiteiten.  
      Bij gerichte activiteiten houd je rekening met:
  • visie
  • omgeving school/bso? Verplicht/vrijwillig?
  • doel                                         
  • interesses
  • ontwikkelingsfase
  • mogelijkheden
  • afstemming                                           
    Lees blz. 88,89 (basisboek) en maak opdr. 5 (werkboek blz. 51)

3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 14 - Tekstslide

                      
Lees in je boek op blz. 90 het stuk 'methodisch en planmatig werken'.
Schrijf voor jezelf de 5 stappen op die vallen onder methodisch werken.

Eén van jullie krijgt de beurt

Antwoorden op de volgende sheet.


3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 15 - Tekstslide

De stappen:
1. Zorg dat het doel aansluit bij wat ze (bijna) kunnen (ken de beginsituatie),
2. Wees duidelijk in wat ze gaan doen,
3. Observeer hoe ze aan het werk gaan en of er bijzonderheden zijn,
4. Reflecteer na de activiteit of er dingen zijn die je de volgende keer anders zou doen.
5. Kijk of je doel is behaald.


3.1 Uitdagen met activiteiten
Eind les  1 

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk:
De overige vragen van paragraaf 3.1
in je werkboek.


3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 17 - Tekstslide

                 Les 2  Taal stimuleren   
                      Doel van de les:

-Je kent een aantal activiteiten waarmee je de taalontwikkeling kunt stimuleren (3.2).
-Je weet wat de receptieve en productieve woordenschat inhoudt.

Slide 18 - Tekstslide


In de volgende sheet maken we met z'n allen een woordweb.

Vraag: 
Hoe kun je de taalontwikkeling van een kleuter stimuleren?
3.2 Taal stimuleren

Slide 19 - Tekstslide

Taal stimuleren

Slide 20 - Woordweb

Om een grote woordenschat te ontwikkelen is het belangrijk dat kinderen een rijk taalaanbod krijgen.

Receptieve woordenschat: de woorden die een kind begrijpt, maar nog niet zegt. BV.: Jij vraagt: 'Waar is oma?' en het kind wijst naar oma.

Productieve woordenschat: de woorden die het kind begrijpt én zelf kan zeggen. BV.: Het kind wijst naar een auto en zegt: 'Auto!'
3.2 Taal stimuleren

Slide 21 - Tekstslide

Stel een kind zegt de volgende zin:
'Kijk, ik heffe mooie teekning emaakt!'

Hoe zou je het kind het beste kunnen corrigeren, zonder dat het als correctie opvalt?


3.2 Taal stimuleren

Slide 22 - Tekstslide

                       Taalactiviteiten bij jonge kinderen(blz. 93):
Doe dit spelenderwijs:
-Liedjes, rijmpjes en spelletjes: hoofd, schouders, knie en teen),
-Voorlezen: prentenboeken, voorleesboeken, boeken op rijm,
-Interactief voorlezen: er komt een hond in het verhaal voor. Vraag aan het kind:          'welk geluid maakt een hond?' 'Woef' 'Ja! Goed gedaan!'
-Gebruik intonatie: hoog, laag, met stemmetjes
-Betrek het kind in het verhaal
-Vertel verhalen uit je hoofd en gebruik voorwerpen.

Vraag: welke taalactiviteiten heb jij dit jaar tijdens stage? Staat deze in dit rijtje of is het een andere vorm? .




3.2 Taal stimuleren

Slide 23 - Tekstslide

We blijven nog even bij de taalontwikkeling van het jonge kind:

Ontluikende geletterdheid: het kind is zich bewust van geschreven taal.
Beginnende geletterdheid: het kind is zich bewust dat geschreven taal een verhaal kan vertellen en dat je daarvoor moet kunnen lezen. Het kind komt er achter dat het zelf een kort woord kan lezen. Bv. zijn naam.
Dit start vaak vanaf 3 jaar.
3.2 Taal stimuleren

Slide 24 - Tekstslide

                Taalactiviteiten met oudere kinderen:
-Mondelinge taal: spreken, gesprekken voeren en luisteren.
-Geschreven taal: lezen en schrijven
-Technisch lezen: eerst leert een kind goed technisch te lezen en schrijven, daarna volgt:
-Begrijpend lezen: het kind begrijpt wat hij leest, kan er vragen over beantwoorden.
-Zelf schrijven van teksten (opstel)
-Verbeteren van spelling en grammatica.
3.2 Taal stimuleren

Slide 25 - Tekstslide

   

        Wat weet je nog van deze les?
                              4 vragen
3.2 Taal stimuleren

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Wat oefen je wanneer je een activiteit geeft in de zone van de naaste ontwikkeling?
A
Een activiteit die de leerlingen al kunnen.
B
Een activiteit die ze bijna zelfstandig kunnen, maar nog iets hulp nodig hebben in de vorm van instructie.
C
Een activiteit die te moeilijk voor ze is om zelfstandig te kunnen doen en frustratie opwekt.

Slide 29 - Quizvraag

Onder welke pedagogische interactie vaardigheid past het volgende voorbeeld:
Meester Dion moedigt de leerlingen, tijdens het omkleden van de gym, aan om zelf hun veters te strikken.
A
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen
B
Autonomie respecteren
C
Structureren en grenzen stellen
D
Ontwikkelings-stimulering

Slide 30 - Quizvraag

Van welke woordenschat is sprake bij de volgende zin:
Een kind wijst naar de kerstboom en zegt: 'Kessboom'
A
Receptieve woordenschat
B
Productieve woordenschat

Slide 31 - Quizvraag

Van welke geletterdheid is sprake bij onderstaand voorbeeld:
Een kind snapt dat de letters in een boek samen een verhaal vormen.

A
Ontluikende geletterdheid
B
Beginnende geletterdheid

Slide 32 - Quizvraag

Huiswerk voor komende week/periode:

-maak de opdrachten van 3.1 en 3.2 in je werkboek. 
Zo oefen je de theorie van deze paragrafen in.


-lees 3.3 en 3.4 ter voorbereiding op de volgende les. 
Dan herkent je brein tijdens de les de informatie en verwerk je het beter.

                                                                     ~Succes~

Kijktip: https://www.youtube.com/watch?v=cfwzHHnXPQY
Een kort, interessant filmpje over de taalontwikkeling bij kinderen.

Slide 33 - Tekstslide