2. Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord.
3. Staat er een voorzetsel of werkwoord met vaste naamval in de buurt van het zelfstandignaamwoord? Ja --> 1,2,3 of 4; Nee, ontleden (1e hij, 4e hem, 3e aan/voor hem, 2e van hem)
4. Uitgang opzoeken in schema.
Slide 8 - Tekstslide
Was weißt du noch?
Slide 9 - Tekstslide
Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Foodspots in Berlin (15 Min.)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Quiz
Slide 12 - Tekstslide
Wann wurde Berlin die Hauptstadt von Deutschland?
A
1700
B
1833
C
1800
D
1786
Slide 13 - Quizvraag
Was ist die größte Stadt von Deutschland?
A
Berlin
B
Frankfürt
C
Hamburg
D
München
Slide 14 - Quizvraag
Wie Breit ist die Berlinermauer?
A
250 meter
B
100 meter
C
200 meter
D
150 meter
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet het grootste warenhuis van Berlijn?
A
WKD
B
KaDeWe
C
KuDuWu
D
Kaufhalle der Dinge
Slide 16 - Quizvraag
Berlijn is de oudste stad van Duitsland.
A
richtig
B
falsch
Slide 17 - Quizvraag
Berlijn is altijd al de hoofstad van Duitsland geweest.
A
Richtig
B
Falsch
Slide 18 - Quizvraag
In Berlijn is er een museum gewijd aan de Currywurst.