3H H3.4 deel1

Hoofdstuk 3.4 gelijkvormigheid
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
gelijkvormigheidMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3.4 gelijkvormigheid

Slide 1 - Tekstslide

  • Driehoek PQR is een vergroting van driehoek ABC.
  • De driehoeken hebben precies dezelfde vorm. 
  • --> We noemen ze daarom gelijkvormig
  • De hoeken met gelijke cirkels noem je overeenkomstige hoeken

Slide 2 - Tekstslide


Welke hoek is de overeenkomstige hoek van hoek F?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de zijde naar de overeenkomstige zijde 
AB
BC
AC

Slide 4 - Sleepvraag


De driehoeken zijn gelijkvormig.
Welke zijde hoort bij BC?
A
AC
B
PQ
C
PR
D
QR

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Driehoek ABC en driehoek DEC zijn gelijkvormige driehoeken

Slide 7 - Tekstslide

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?
A
driehoek KMNP en driehoek LNP
B
driehoek KLM en driehoek LNP
C
driehoek KMP en driehoek KLP
D
driehoek KNM en driehoek LNP

Slide 8 - Quizvraag

Welke zijde is overeenkomstig met zijde NP?
A
KM
B
LP
C
LM
D
KL

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Sleepvraag

Welke zijde is overeenkomstig aan de zijde waarvan de maat bekend is in driehoek DEF?
A
AB
B
BC
C
AC
D
DE

Slide 11 - Quizvraag

Theorie H3.4

Slide 12 - Tekstslide

De factor berekenen
Factor = Nieuw / oud
In dit voorbeeld is de grote rechthoek nieuw, links is oud
Let op!! Factor van de overeenkomstige zijden berekenen!

Slide 13 - Tekstslide

  1. Zet de driehoek met de meeste informatie vooraan
  2. Bereken de factor met de overeenkomstige zijden waar informatie over is. 
  3.          8   x   ...factor...  = 12
  4. factor = 12 : 8 = 1,5 


x .....

Slide 14 - Tekstslide

Met welke twee zijden kun je de factor berekenen?
A
KL en LM
B
KL en KP
C
KM en KQ
D
KM en QK

Slide 15 - Quizvraag


Hoe bereken je de factor?
A
8 : 24 = 0,33..
B
36 : 8 = 4,5
C
24 : 8 = 3
D
8 : 36 = 0,22...

Slide 16 - Quizvraag

  • De factor = 12 : 8 = 1,5
  • PQ                    x 1,5                       PR
                                        
  •  PT                   x 1,5                     PS  
  • 6                     x1,5                       9  
x1,5

Slide 17 - Tekstslide


Met welke factor moet je rekenen bij deze driehoeken?
A
9 : 10 = 0,9
B
9 : 6 = 1,5
C
12 : 9 = 1,33..
D
9 :12 = 0,75

Slide 18 - Quizvraag


Hoe groot is zijde DF?
x 0,75
A
DF = 12 x 0,75 = 9
B
DF = 10 x 0,75 = 7,5
C
DF = 6 x 0,75 = 4,5
D
DF = 10 : 0.75 = 13,33..

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de twee driehoeken moet je altijd vooraan zetten?
A
De kleinste driehoek
B
De grootste driehoek
C
De driehoek met de meeste informatie
D
De driehoek met de minste informatie

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag met:
Sommen van blz 102 - 103

Vragen over het huiswerk? Stel ze gerust

Slide 21 - Tekstslide