KGT3 H5 gelijkvormigheid 1

Programma
Voorstellen
§ 5.1 Schaduwen
§5.2 Gelijkvormigheid
§5.3 Rekenen met gelijkvormigheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
gelijkvormigheidMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
Voorstellen
§ 5.1 Schaduwen
§5.2 Gelijkvormigheid
§5.3 Rekenen met gelijkvormigheid

Slide 1 - Tekstslide

Voorstellen
Corina Hilgeman
Getrouwd, geen kinderen, Winterswijk
Drie honden, acht katten, een papegaai
Lezen, wandelen, hondentrainen

Slide 2 - Tekstslide

H5 Kijken en redeneren. Wat verwacht je van het hoofdstuk?

Slide 3 - Woordweb

Wat vinden we van het vak wiskunde?

Slide 4 - Woordweb

Aan het eind van deze les.
  • Kan je lichtstralen en schaduwen van de zon tekenen.
  • Kan je lichtstralen en schaduwen van een lamp tekenen.
  • Kan je een gelijkvormige driehoek herkennen.
  • Kan je overeenkomstige hoeken en zijden benoemen.
  • Kan je de vermenigvuldigingsfactor berekenen.
  • Kan je de lengte van een zijde berekenen met de factor.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 5 gelijkvormigheid

Slide 6 - Tekstslide

Schaduwen
  • De afstand tussen de aarde en de zon is zo groot dat je de zonnestralen als evenwijdige lijnen tekent. Als je dus 1 schaduw hebt kan je rechte lijnen evenwijdig stippelen.
  • De lichtstralen van een lichtbron dichtbij teken je niet evenwijdig. Let er wel op dat de lijnen recht en gestippeld zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Lichtbron
Zonnestralen

Slide 8 - Tekstslide





  • Driehoek PQR is een vergroting van driehoek ABC.
  • De driehoeken hebben precies dezelfde vorm. 
  • --> We noemen ze daarom gelijkvormig
  • De hoeken met gelijke cirkels noem je overeenkomstige hoeken
Driehoek PQR is een vergroting van driehoek ABC.
De driehoeken hebben precies dezelfde vorm. 
--> We noemen ze daarom gelijkvormig
De hoeken met gelijke cirkels noem je overeenkomstige hoeken.

Slide 9 - Tekstslide


Welke hoek is de overeenkomstige hoek van hoek F?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de zijde naar de overeenkomstige zijde 
AB
BC
AC

Slide 11 - Sleepvraag


De driehoeken zijn gelijkvormig.
Welke zijde hoort bij BC?
A
AC
B
PQ
C
PR
D
QR

Slide 12 - Quizvraag

Driehoek ABC en driehoek CDE zijn gelijkvormige driehoeken.

Slide 13 - Tekstslide

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?
A
driehoek KMNP en driehoek LNP
B
driehoek KLM en driehoek LNP
C
driehoek KMP en driehoek KLP
D
driehoek KNM en driehoek LNP

Slide 14 - Quizvraag

Welke zijde is overeenkomstig met zijde NP?
A
KM
B
LP
C
LM
D
KL

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Sleepvraag

Welke zijde is overeenkomstig aan de zijde waarvan de maat bekend is in driehoek DEF?
A
AB
B
BC
C
AC
D
DE

Slide 17 - Quizvraag

  1. Zet de driehoek met de meeste informatie vooraan
  2. Bereken de factor met de overeenkomstige zijden waar informatie over is. 
  3.          8   x   ...factor...  = 12
  4. factor = 12 : 8 = 1,5 


x .....
  • Zet de driehoek met de meeste informatie vooraan
  • Bereken de factor met de overeenkomstige zijden waar informatie over is.
         8 x ...factor... = 12
  • factor = 12 : 8 = 1,5 

Slide 18 - Tekstslide

De factor berekenen

Slide 19 - Tekstslide

Met welke twee zijden kun je de factor berekenen?
A
KL en LM
B
KL en KP
C
KM en KQ
D
KM en QK

Slide 20 - Quizvraag


Hoe bereken je de factor?
A
8 : 24 = 0,33..
B
36 : 8 = 4,5
C
24 : 8 = 3
D
8 : 36 = 0,22...

Slide 21 - Quizvraag

  • De factor = 12 : 8 = 1,5
  • PQ                    x 1,5                       PR
                                        
  •  PT                   x 1,5                     PS  
  • 6                     x1,5                       9  
x1,5
De factor = 12 : 8 = 1,5
PQ      x 1,5         PR

 
PT        x 1,5         PS
6 x1,5 9  
De factor = 12 : 8 = 1,5
PQ          x 1,5        PR

 
PT          x 1,5        PS

6 x1,5 =9  

Slide 22 - Tekstslide


Met welke factor moet je rekenen bij deze driehoeken?
A
9 : 10 = 0,9
B
9 : 6 = 1,5
C
12 : 9 = 1,33..
D
9 :12 = 0,75

Slide 23 - Quizvraag


Hoe groot is zijde DF?
x 0,75
A
DF = 12 x 0,75 = 9
B
DF = 10 x 0,75 = 7,5
C
DF = 6 x 0,75 = 4,5
D
DF = 10 : 0.75 = 13,33..

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de twee driehoeken moet je altijd vooraan zetten?
A
De kleinste driehoek
B
De grootste driehoek
C
De driehoek met de meeste informatie
D
De driehoek met de minste informatie

Slide 25 - Quizvraag

Hoe verder?
Maken:
 §5.1 Schaduw vraag 4 en 6
§5.2 Gelijkvormigheid vraag 7,8,9,11
§5.3 Rekenen met gelijkvormigheid vraag 12,13,14
Denk aan het maken van het digitale materiaal.

Slide 26 - Tekstslide

Wat ging er goed deze les?

Slide 27 - Woordweb

Welke onderdelen van deze les zou je nog een keer willen behandelen?

Slide 28 - Open vraag