Cursus 5 §6 Meewerkend voorwerp

- Herhalen zinsontleding
- Uitleg meewerkend voorwerp

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

- Herhalen zinsontleding
- Uitleg meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Je weet dat een zin volgens een bepaald bouwplan is opgesteld.
Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Dit zijn alle werkwoorden in de zin.

Voorbeeld: Wij hebben onze schoenen uitgedaan toen we het huis in liepen. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het
onderwerp te vinden?

Slide 4 - Woordweb

Antwoord:
Onderwerp vind je door:
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde? 

Slide 5 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het
lijdend voorwerp te vinden?

Slide 6 - Woordweb

Antwoord:
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
De directeur =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
Mijn scooter =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
De bestelling =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk dit filmpje goed!
Dit is de uitleg van het meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welke theorie over
het meewerkend voorwerp
heb je onthouden?

Slide 13 - Woordweb

Meewerkend voorwerp


- Vraag: aan wie / voor wie?

- Alleen in de zin bij een lijdend voorwerp

- Kan met 'aan' of 'voor' beginnen

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.
A
de docent
B
de leerling
C
voor zijn toets
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Het mooiste schilderij van Rembrandt hangt aan de muur.
A
het mooiste schilderij van Rembrandt
B
van Rembrandt
C
aan de muur
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 17 - Quizvraag

De clubleiding wil de enthousiaste supporters een gratis lidmaatschap geven.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De clubleiding
B
de enthousiaste supporters
C
een gratis lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 18 - Quizvraag

Volgende week donderdag geeft de taxichauffeur de reizigers korting.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
korting
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
zit er niet in

Slide 19 - Quizvraag

Onze leraar verzamelt oude lp’s voor zijn moeder.​

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Onze leraar
B
oude lp's
C
voor zijn moeder
D
zit er niet in

Slide 20 - Quizvraag

De verliefde jongen kocht een roos voor zijn verloofde.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
een roos
C
voor zijn verloofde
D
zit er niet in

Slide 21 - Quizvraag

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
gisteren
B
mijn moeder
C
alle shirts van ons elftal
D
zit er niet in

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk

Bladzijde 208 + 209
Opdracht 2 t/m 5


Slide 23 - Tekstslide