H4: grammatica (meewerkend voorwerp)

T2b week 13                                                     Taalverzorging
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

T2b week 13                                                     Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week
Gewerkt aan: Woordenschat h4
Huiswerk was: Maak opdracht 3, 4 en 5 uit je boek (hoofdstuk 4: Woordenschat). Opdracht 6 is voor de puzzelaars onder ons (niet verplicht, wel leuk!).

PS: heb je jezelf al aanwezig gemeld door 'hoi'  in de chat van Skype / via mail te sturen?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Doel:
1. ik weet of ik Woordenschat h4 goed snap (voor- en achtervoegsels)
2.ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin (taalverzorging h4: grammatica)

Hoe:
1. huiswerk van vorige week nakijken
2.korte bespreking van de lesstof over het meewerkend voorwerp + oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Je gaat nu eerst je huiswerk van vorige week nakijken
Ga naar Magister > ELO > Studiewijzers > Quarantaine-college Nederlands T2b > antwoordenboek

Houd voor jezelf bij wat je wel en niet snapt! Geef bij mij aan wanneer je hulp nodig hebt svp :)

Slide 4 - Tekstslide

Dan starten we nu met het nieuwe onderdeel van grammatica: het meewerkend voorwerp!
Dit heb je in klas 1 en 2 al eerder behandeld:
1. Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd, de pv verandert van vorm.
2. Onderwerp: wie + pv?
3. Gezegde: alle werkwoorden in de zin, incl. de pv
4. Lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + ow?

Jan | bakt | een heerlijk eitje | voor zijn broer
pv = bakt, ow = Jan, gez = bakt, lv = een heerlijk eitje


Slide 5 - Tekstslide

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
De directeur =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
Mijn scooter =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
De bestelling =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Ontleed de volgende zin.
Mijn moeder heeft een cheesecake gebakken.
gez =
ond =
lv =

Slide 9 - Open vraag

Ontleed de volgende zin.
Daarvoor had ze 100 gram suiker nodig.
gez =
ond =
lv =

Slide 10 - Open vraag

Ontleed de volgende zin.
Bastiaan geeft Jantine een piano voor haar verjaardag.
gez =
ond =
lv =

Slide 11 - Open vraag

Bastiaan geeft Jantine een piano voor haar verjaardag.

Slide 12 - Tekstslide

Bastiaan | geeft         | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.
Wie?         handeling  Aan wie?        Wat?           Waarvoor?

Slide 13 - Tekstslide

Bastiaan | geeft | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.
Ond          Wwg    Aan wie?        Lv           Waarvoor?

Slide 14 - Tekstslide

Bastiaan | geeft | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.
Ond         Wwg         MV             Lv           Waarvoor?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Meewerkend voorwerp (aantekening)


- Vraag: aan wie / voor wie?

- Alleen in de zin bij een lijdend voorwerp

- Kan met 'aan' of 'voor' beginnen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.
A
de docent
B
de leerling
C
voor zijn toets
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Het mooiste schilderij van Rembrandt hangt aan de muur.
A
het mooiste schilderij van Rembrandt
B
van Rembrandt
C
aan de muur
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 20 - Quizvraag

Maken:
Je leest uit je boek: Taalverzorging hoofdstuk 4: de theorie (groene stuk) op p. 106

Je maakt uit je boek:
Taalverzorging hoofdstuk 4: opdracht 1 en 2.

PS: had je jezelf al aanwezig gemeld via chat/mail?

Slide 21 - Tekstslide