Week 3: E - uitgangen ein en kein

Guten Tag!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!

Slide 1 - Tekstslide

Heute:
- Grammatik
(uitgangen ein en kein)



Slide 2 - Tekstslide

Grammatik
Om de grammatica goed te begrijpen, is het handig dat je de volgende termen kent:

- persoonlijk voornaamwoord
- bepaald lidwoord
- onbepaald lidwoord
Er was eens een klein, lief meisje. 
Haar oma hield zoveel van haar, dat ze het meisje een rood kapje gaf.
Het meisje was erg blij met haar rode kapje.
Het droeg het kapje dan ook altijd.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatik
Om de grammatica goed te begrijpen, is het handig dat je de volgende termen kent:

- persoonlijk voornaamwoord
- bepaald lidwoord
- onbepaald lidwoord
Er was eens een klein, lief meisje
Haar oma hield zoveel van haar, dat ze het meisje een rood kapje gaf.
Het meisje was erg blij met haar rode kapje.
Het droeg het kapje dan ook altijd.

Slide 4 - Tekstslide

Grammatik

- persoonlijk voornaamwoord:
ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie, Sie
- bepaald lidwoord: der/die/das/die
- onbepaald lidwoord:
ein/eine/ein/eine
Er was eens een klein, lief meisje
Haar oma hield zoveel van haar, dat ze het meisje een rood kapje gaf.
Het meisje was erg blij met haar rode kapje.
Het droeg het kapje dan ook altijd.

Slide 5 - Tekstslide

Je kunt de lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden door elkaar vervangen.
Persoonlijk voornaamwoord

hij           -  er
zij            -  sie
het         -  es
zij (mv)  -  sie
bepaald lidwoord


de jongen - der Junge
de vrouw  - die Frau
het paard  - das Pferd
de kinderen - die Kinder

onbepaald lidwoord


een jongen - ein Junge
een vrouw - eine Fau
een paard - ein Pferd
geen kinderen - keine Kinder

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt de lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden door elkaar vervangen.
Persoonlijk voornaamwoord

hij           -  er
zij            -  sie
het         -  es
zij (mv)  -  sie
bepaald lidwoord


de jongen - der Junge
de vrouw  - die Frau
het paard  - das Pferd
de kinderen - die Kinder

onbepaald lidwoord


een jongen - ein Junge
een vrouw - eine Fau
een paard - ein Pferd
geen kinderen - keine Kinder
Een oude vrouw zit op de bank. Ze is al 88 jaar. De vrouw heeft grijs haar.
Eine alte Frau sitzt auf dem Couch. Sie ist schon 88. Die Frau hat graue Haare.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik
Macht Aufgabe 19 und 20.

Wir besprechen in 10 Minuten die Antworten.
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Nächstes Mal:

Hausaufgaben:
19, 20, 21, 22 und 23

Slide 9 - Tekstslide

Bis nächstes Mal!

Slide 10 - Tekstslide