5H eindexamen 2019

Check eindexamen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Check eindexamen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je gevoel na het maken van dit examen?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Moet je bij vraag 1 per se antwoorden in een hele zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je antwoord op vraag 2?
A
Alinea 2
B
Alinea 3
C
Alinea 4
D
Alinea 5 of anders

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je antwoord op vraag 3?
A
Alinea 5
B
Alinea 6
C
Alinea 7
D
Alinea 8

Slide 5 - Quizvraag

Deze vraag zullen misschien veel mensen fout hebben, omdat deze alinea pas achteraan in de tekst staat. De verhoudingen tussen de delen hoeven dus niet altijd logisch te zijn.
Aan welk woord in de tekst kun je zien dat het antwoord op vraag 4 D is?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je dat je vraag 5 en 6 wel in nette zinnen moet beantwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel je hebt op vraag 5 het volgende antwoord gegeven: 'Omdat onze online identiteit het ideale beeld van onszelf is.'

Waarom zou je voor dit antwoord aftrek krijgen voor de formulering?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gehaald voor vraag 5 en 6?
0 punten
1 punt
2 punten

Slide 10 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord vraag 7: B
Dit antwoord is uit de tekst op te maken. De consumptiesnelheid is hoog.
Gevolg: nieuwe evenementen/vluchtige media (dit is dus niet het goede antwoord)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier moet het antwoord op vraag 8 opgebouwd zijn?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke theorie van argumentatie komt terug in vraag 10?
A
drogredenen
B
argumentatiestructuren
C
soorten argumenten
D
argumentatieschema's

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je antwoord op vraag 12?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 12: hoofdgedachte
A: komt terug in inleiding en slot. Informerend en licht betogend.
B: lijden vooral jongeren = bijzaak
C: moeten dus leren omgaan met = te betogend
D: vooral bijzaken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan naar tekst 2. Vraag 14: waarom maakt de tekst gebruik van een argumentatieschema o.b.v. autoriteit?
A
Er worden onderzoeken genoemd.
B
Er worden cijfers genoemd.
C
Het CBS wordt genoemd.
D
Datlinq wordt genoemd.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden heb je in alinea 4 gevonden? (vraag 15)
A
cirkelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
vals dilemma
D
vertekenen van het standpunt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 2
Gedaan?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord heb je ingevuld bij vraag 18?
A
bezorgdheid
B
opluchting
C
spot
D
verwondering

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord heb je gegeven bij vraag 19?
A
een positieve conclusie wordt getrokken over de toekomst
B
een sombere toekomstverwachting wordt gerelativeerd
C
scenario's voor de toekomst worden tegen elkaar afgewogen
D
vragen over de toekomst worden aan de lezer gesteld

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee voorbeelden waaruit blijkt dat in alinea 9 wordt gerelativeerd.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2? (vraag 21)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdgedachte van tekst 2
A: goed, want relativering moet erbij.
B: 'sociale media krijgen steeds minder invloed' -> niet erg belangrijk
C: 'veiligheid van de eigen omgeving' en 'voldoende contact via sociale media' -> niet genoeg
D: 'uitgaansgelegenheden nog altijd goed bezocht' -> niet voldoende

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overkoepelende vragen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gescoord in vraag 22 t/m 24?
A
0-1
B
1-2
C
3-4
D
5

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindscore berekenen
Tel al je punten bij elkaar op. Zie hier welke aftrek je krijgt voor taalfouten:

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je behaald?
A
Onder de 28 punten
B
Tussen de 28 en 35
C
Tussen de 35 en 45 punten
D
Tussen de 46 en 63 punten

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nog nodig tot het examen?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tips
-> Maak een samenvatting: zie de examensyllabus voor de eindtermen (examenblad.nl). Denk aan: functiewoorden, signaalwoorden, drogredenen, enz.
-> Oefen met de opdrachten uit de syllabus (H1 en H2 Nieuw Nederlands). Zorg dat je de tips allemaal meeneemt.
-> Vind je de formuleren/spellen lastig? Leer ook die theorie en oefen met de syllabi/cambiumned.nl enz.
-> Oefen examens! Meters maken: oefenen oefenen oefenen. Kijk je antwoorden vervolgens KRITISCH na.
-> Oefen minstens één keer een volledig examen waarvoor je drie uur gaat zitten.
-> Schrijf je in voor de facultatieve lessen als je nog vragen hebt of graag samen wil oefenen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies