Week 20
1 / 43
Lesduur is: 90 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Essen
Welche typisch deutsche Gerichte kennt ihr?
Welche typisch deutsche Gerichte kennt ihr?
Slide 3 - Woordweb
das Fleisch
das Gemüse
das Obst
der Fisch
der Salat
Slide 4 - Sleepvraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de koffie
de koffie
Slide 5 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de cola
de cola
Slide 6 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de menukaart
de menukaart
Slide 7 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
het mes
het mes
Slide 8 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de vork
de vork
Slide 9 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de lepel
de lepel
Slide 10 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de patat, friet
de patat, friet
Slide 11 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
de pasta
de pasta
Slide 12 - Open vraag
Wortschatz ausbreiten (Seite 168):
Eet smakelijk!
Eet smakelijk!
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
das Getreide
Es gibt viele verschiedene Getreidesorten.
Es gibt viele verschiedene Getreidesorten.
A
de opleiding
B
de snelheid
C
het ingrediënt
D
het graan
Slide 15 - Quizvraag
brauchen
Für das Roggenbrot brauchen wir Sauerteig.
Für das Roggenbrot brauchen wir Sauerteig.
A
nodig hebben
B
de snelheid
C
het ingrediënt
D
de opleiding
Slide 16 - Quizvraag
die Zutat
Roggen ist die wichtigste Zutat für dieses Brot.
Roggen ist die wichtigste Zutat für dieses Brot.
A
het graan
B
de snelheid
C
het ingrediënt
D
de opleiding
Slide 17 - Quizvraag
die Geschwindigkeit
Der Teig wird zuerst in einer langsamen Geschwindigkeit geknetet.
Der Teig wird zuerst in einer langsamen Geschwindigkeit geknetet.
A
het graan
B
de snelheid
C
het ingrediënt
D
de opleiding
Slide 18 - Quizvraag
die Ausbildung
Um als Bäcker zu arbeiten, braucht man eine Ausbildung.
Um als Bäcker zu arbeiten, braucht man eine Ausbildung.
A
het graan
B
de snelheid
C
het ingrediënt
D
de opleiding
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Welche Deutsche Wörter zum Thema Essen kennt ihr jetzt?
Slide 23 - Woordweb
Slide 24 - Tekstslide
Welche Deutsche Wörter zum Thema Essen kennt ihr jetzt?
Slide 25 - Woordweb
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
die Ananas
das Brötchen
der Käse
der Schinken
der Thunfisch
die Zwiebel
Slide 28 - Sleepvraag
Slide 29 - Tekstslide
Wie sieht deine Lieblingspizza aus? Schreibe die Zutaten (ingrediënten) auf.
Slide 30 - Woordweb
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
de cola = die Cola
een cola =
een cola =
Slide 33 - Open vraag
het ijs = das Eis
geen ijs =
geen ijs =
Slide 34 - Open vraag
de koffie = der Kaffee
een koffie =
een koffie =
Slide 35 - Open vraag
het toetje = der Nachtisch
een toetje =
een toetje =
Slide 36 - Open vraag
de sinaasappelsap = der Orangensaft
geen sinaasappelsap =
geen sinaasappelsap =
Slide 37 - Open vraag
de schnitzel = das Schnitzel
geen schnitzel =
geen schnitzel =
Slide 38 - Open vraag
de soep = die Suppe
een soep =
een soep =
