A2W Week 19

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Sehensfertigkeit üben
Je kunt de belangrijkste informatie in een film over school verstaan. 
Grammatik wiederholen+ üben 
Je kunt Duitse zinnen ontleden. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 20
Wochenaufgabe Woche 20
Je weet wat je moet maken en leren voor week 20
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 
Woche 19
- Buch (zu)
- Chromebook 
- Kugelschreiber (pen)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Sehensfertigkeit üben
Je kunt de belangrijkste informatie in een film over school verstaan. 
Grammatik wiederholen+ üben 
Je kunt Duitse zinnen ontleden. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 20
Wochenaufgabe Woche 20
Je weet wat je moet maken en leren voor week 20
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 
Woche 19
- Buch (zu)
- Chromebook 
- Kugelschreiber (pen)

Slide 1 - Tekstslide

Sehensfertigkeit üben 
Vorbereiten 
https://learngerman.dw.com/de/1-schule/l-18722328/lv






Slide 2 - Tekstslide

Sehensfertigkeit üben 
Was: Deutschlandlabor 
Wer: erst zusammen, danach allein 
Wie: Antworten online ausfüllen



https://learngerman.dw.com/de/1-schule/l-18722328






Slide 3 - Tekstslide

Wat was jouw score?
-1100

Slide 4 - Poll

Welke vraag stel je als je het onderwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp

Slide 5 - Quizvraag

Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wilt weten?
A
Wie/wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp

Slide 6 - Quizvraag

Grammatik wiederholen
Maar wat als er geen voorzetsel in de zin staat. 
Dan moet je de zin ontleden. 
Doel: Je kunt Duitse zinnen ontleden




1e naamval
onderwerp
wie/wat + gezegde*?
Te vervangen door hij. 
4e naamval
lijdend voorwerp
wie/wat + gezegde* + onderwerp?
Te vervangen door hem.
* Gezegde: Alle werkwoorden in de zin

Slide 7 - Tekstslide

Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 8 - Quizvraag

4e naamval is......
A
Onderwerp
B
Lijdend vorm
C
Meewerkend vorm

Slide 9 - Quizvraag

Du hast (uns) das nicht gesagt!
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

(Ich) habe morgen Geburtstag.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de eerste naamval)
A
mich
B
uns
C
sind
D
er

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijk vnw:

Warum hat ___ mich nicht eingeladen.
A
er
B
ihn

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de vierde naamval)
A
jullie
B
euch
C
dich
D
jij

Slide 14 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord is goed
Sie kann ihn/er nicht leiden.
A
ihn
B
er

Slide 15 - Quizvraag

Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Online planning week 20
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: WRTS Woche 20 üben 




timer
5:00
Grammatik E, Seite 43
Wiederholung Grammatik, Seiten 186, 187
Schreibecke E, Seite 41

Slide 16 - Tekstslide

Wochenaufgabe Woche 20
Maakwerk: Online planning week 20
Leerwerk: Plauderecke H, Seite 40
                      Schreibecke I, Seite 41 
                      Wörterliste G, Seite 39 (3 lijsten WRTS week 20)

WRTS tijdens de lange les niet af / onvoldoende = flexuur


13:50 - 14:20 uur lokaal 324 
14:25 - 15:25 uur
lokaal 113

Slide 17 - Tekstslide

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Haben wir die Ziele erreicht?
Planung
Ziele
Check
Sehensfertigkeit üben
Je kunt de belangrijkste informatie in een film over school verstaan. 
Grammatik wiederholen+ üben 
Je kunt Duitse zinnen ontleden. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 20
Wochenaufgabe Woche 20
Je weet wat je moet maken en leren voor week 20
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 

Slide 18 - Tekstslide