Spelling H1

Welkom!
10 minuutjes in stilte lezen. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
10 minuutjes in stilte lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Aan het einde van de les weet ik wanneer ik hoofdletters moet gebruiken.
- Aan het einde van de les weet ik waar ik leestekens moet plaatsen.
- Aan het einde van de les ken ik de spellingsregels voor verkleinwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

een vriendschap tussen een grizzlybeer en een kat is niet alledaags maar wel mooi om te zien beide dieren zijn weesjes het katertje werd helemaal alleen in belabberde conditie gevonden nadat moederbeer was overreden door een trein kwam het grizzlywelpje erbij kat en beer sloten vriendschap en eten slapen en spelen nu altijd samen is dat niet prachtig

Slide 3 - Tekstslide


  • Start met een hoofdletter.
  • Geef aan dat de zin ten einde is: 
punt, vraagteken, uitroepteken. 
Hoe begin en eindig je een zin?

Slide 4 - Tekstslide

Welk leesteken komt hierachter?

Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 5 - Quizvraag

  • Start de zin met een hoofdletter.
  • Bij namen (alle namen, mensen, bedrijven, landen, plaatsen, aardrijkskundige namen).
  • Woorden die afgeleid zijn van aardrijkskundige namen.
Wanneer een hoofdletter?

Slide 6 - Tekstslide

Kloppen de hoofdletters in deze zin?

'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

De plaatsnaam zet je in
A
kleine letters
B
hoofdletters
C
alleen eerste letter hoofdletter

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam van de maand?
A
Eerste letter met een hoofdletter
B
Helemaal in kleine letters
C
Eerste en laatste letter met een hoofdletter
D
Helemaal in hoofdletters

Slide 9 - Quizvraag

Let op:
- tussenvoegsels (zoals: de, van, van de) schrijf je zonder hoofdletter als voornaam of voorletter ervoor staat: 

Ans van der Meer,  mevrouw A. van der Meer- de Graaf
mevrouw Van der Meer - de Graaf

- Geen hoofdletter bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.

Slide 10 - Tekstslide

Welke is goed?
(niet aan het begin van de zin)
A
Mevrouw De Boer
B
mevrouw De Boer
C
mevrouw de Boer
D
mevrouw de boer

Slide 11 - Quizvraag

Welke is goed?
(niet aan het begin van de zin)
A
Mevrouw j. De Boer
B
mevrouw J. De Boer
C
mevrouw j. De Boer
D
mevrouw J. de Boer

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed?
(niet aan het begin van de zin)
A
in het Noordoosten
B
in het noordoosten
C
in het NoordOosten
D
in het noordOosten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
(niet aan het begin van de zin)
A
Zuid-Limburg
B
zuid-Limburg
C
zuid-limburg
D
Zuid Limburg

Slide 14 - Quizvraag

Punt, vraagteken, uitroepteken, komma

Komma:
- tussen twee persoonsvormen
- voor verbindingswoorden (daardoor, omdat, want.....)
- Na een uitroep: 'Hé, dat is mijn chocoladetaart!'

Meestal geen komma voor en en of.
Leestekens

Slide 15 - Tekstslide

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 16 - Quizvraag

Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie hoor.
B
Hallo pap, je bent op vakantie hoor
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie hoor

Slide 17 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter te zetten: bandje, kettinkje, filmpje, kriebeltje, hebbedingetje
Let op bij afkortingen (sms’je) en bij woorden die op een klinker eindigen: fotootje, colaatje, menuutje, hobby’tje, taxietje. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: glaasje.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe spel je het verkleinwoord van
'chocola'?
A
chocolatje
B
chocolaatje
C
chocola'tje

Slide 19 - Quizvraag

Hoe spel je het verkleinwoord van
'A4'?
A
A4'tje
B
A4-tje
C
A4tje

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 3 en 5 van blz. 35.


Klaar?
Nakijken en verbeteren met een andere kleur.
Werk verder aan de krantenopdracht.

Slide 21 - Tekstslide