13/4 Formuleren + Spelling 5 en 6 2H6

dinsdag 13/4 2H6
  • donderdag: oefentoets spelling en formuleren 1-6
  • herhalen theorie Formuleren 
  • uitleg spelling hoofdstuk 6
  • maken opdracht 1 samen
  • maken opdracht 2 en 3
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 13/4 2H6
  • donderdag: oefentoets spelling en formuleren 1-6
  • herhalen theorie Formuleren 
  • uitleg spelling hoofdstuk 6
  • maken opdracht 1 samen
  • maken opdracht 2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren 5: trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

drie trappen van vergelijking
  • stellende trap, bv. mooi (zonder uitgang)
  • vergrotende trap, bv. mooier
  • overtreffende trap, bv. mooist 

Slide 3 - Tekstslide

Groter als hem...? Groter dan hij...? 
  • Zij is net zo groot als hij (is). 
  • Maar mijn moeder is groter dan ik (ben).
  • Regel 1: 'als' na stellende en 'dan' na vergrotende trap
  • Regel 2: vul de zin aan met een persoonsvorm en je weet de juiste vorm!

Slide 4 - Tekstslide

triest-triester-meest triest
Let op: Als je een probleem krijg met de uitspraak bij de overtreffende trap als een woord eindigt op -sch of -t zet je er meest voor.
Zie ook: meest fantastisch
meest romantisch

Slide 5 - Tekstslide

Let op! 
Ik ben groter dan jij en NIET:
Ik ben groter dan jou.
Waarom?
Het is: Ik ben groter dan jij (bent).
En dus ook: Jij bent kleiner dan ik (ben).

Slide 6 - Tekstslide

Spelling hoofdstuk 6 meervouden

Slide 7 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Meeste woorden hebben enkelvoud en meervoud. Meervoud door:  
-en
boeken, kasten, sokken, bloemen
-s / - 's 
horloges, hotels, foto's, oma's, taxi's
-ën 
zeeën, kopieën, bacteriën, poriën
bijzonder
groenten/groentes, schepen, kalveren

Slide 8 - Tekstslide

Woorden die eindigen op -ie (klemtoon!)
  • Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -iën. (kolonie, bacterie, olie)

  • Woorden die eindigen op een beklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -ieën.(amfibie, knie, melodie)

Slide 9 - Tekstslide

Meervoudsvorm op -s
Vaste -s
's
Woorden waar de uitspraak niet bij verandert

(cafés, decoraties, bezems)

- woorden die eindigen op een klinker behalve de -e!
(lolly's, kiwi's) 
(ik hou van ys)

- bij afkortingen
(tv's, WK's)

Slide 10 - Tekstslide

afwijkende meervouden


stad:  steden

schip: schepen

centrum: centrums of centra

kind:kinderen

lam:lammeren


Slide 11 - Tekstslide

Geen meervoud

Van sommige woorden bestaat alleen een enkelvoud of meervoud.
sla
muziek
kleren
hersenen
rotzooi
zand

Slide 12 - Tekstslide

maken Spelling hoofdstuk 6
  • opdracht 1  eerste rijtje samen
  • zelfstandig: afmaken opdracht 1
  • maken opdracht 2 en 3

Slide 13 - Tekstslide

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 14 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van lief?
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 16 - Quizvraag

Vul in: Hij is groter als/dan ik/mij (ben)
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 17 - Quizvraag

Vul in: De buren gaan een week later op vakantie dan ons/wij als ons/wij
A
dan wij
B
als wij
C
dan ons
D
als ons

Slide 18 - Quizvraag

Vul in: Hij volgt hetzelfde hardloopschema als/dan jij/jou
A
als jou
B
als jij
C
dan jij
D
dan jou

Slide 19 - Quizvraag

Trappen van vergelijking

Slide 20 - Tekstslide

maken Formuleren 5
  • opdracht 1 samen 
  • zelfstandig: maken opdracht 3, 4 en 5
  • lezen theorie Formuleren 6 
  • samen opdracht 1 
  • maken opdracht  4   

Slide 21 - Tekstslide