Beelspraak oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

NEDERLANDS

Vandaag

Herhaling

- theorie beeldspraak

- oefenen beeldspraak

Beeldspraak

1. metaforen

2. metonymia

Vandaag richten we ons op metaforen

Beeldspraak 

Schrijvers spreken vaak met beelden. Zo kan je zeggen 'jouw kamer is een rotzooi',  maar het beeld 'zwijnenstal' is waarschijnlijk krachtiger. 

Beelspraak heeft te maken met figuurlijk taalgebruik. Je moet zelf herkennen wat de schrijver écht bedoelt. Daarvoor moet je ontdekken wat letterlijk bedoeld wordt (object) met het figuurlijke woord (beeld). Je hebt verschillende vormen: vergelijking-met-als, vergelijking-zonder-als, metafoor, metonymia en personificatie. 

Beeldspraak

Van welke soort sprake is, hangt af van:

• de aanwezigheid van object
• de relatie tussen beeld en object.  

Beeldspraak

vergelijking-met-als = beeld én object aanwezig, met verbindingswoord

vergelijking-zonder-als = beeld én object aanwezig, zonder verbindingswoord

metafoor = alleen beeld aanwezig, beeld en object hebben iets gemeenschappelijks (vergelijking)

metonymia = alleen beeld aanwezig, beeld heeft niet iets gemeenschappelijk  met object (andere relatie)

personificatie = levenloze voorwerpen/begrippen worden als levend voorgesteld

synesthesie = waarnemingen van verschillende zintuigen worden gecombineerd 

Beeldspraak

vergelijking-met-als = beeld én object aanwezig, met verbindingswoord

Die man  gedraagt zich echt als een beest! 

De jongens leken net een een kudde dieren.  

Beeldspraak

vergelijking-zonder-als = beeld én object aanwezig, zonder verbindingswoord

Die man is echt een beest! 

Jouw kamer lijkt wel een vuilnisbuilt. 

Beeldspraak

metafoor = alleen beeld aanwezig, beeld en object hebben iets gemeenschappelijks (vergelijking/gelijkenis).

Aan de voet van de berg stond ze te wachten. 

beeld = aan de voet

object = aan de onderkant 

Voet en aan de onderkant hebben iets gemeenschappelijks (gelijkenis)! 

3.3 Beeldspraak

personificatie = levenloze voorwerpen/begrippen worden als levend voorgesteld

Mijn hart klopte in mijn keel. 

beeld = je hart klopt in je keel

object = je bent zenuwachtig oid 

3.3 Beeldspraak

synesthesie = waarnemingen van verschillende zintuigen worden gecombineerd. 

Warme kleuren 

voelen en zien 

Mijn fietslampje weigerde dienst.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

De nieuwe apps gaan als zoete broodjes over de toonbank.

1. personificatie
2. vergelijking
3. metafoor

Het peloton bereikt eindelijk de voet van de berg.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

De politiecommissaris, die betrapt was met drank op achter het stuur, trok het boetekleed aan.

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

‘Hij sprak haar wonderwoorden, zelfs het gras luisterde mee.’

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Ik kan mijn huiswerk echt niet maken in die zwijnenstal!

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

Beelspraak is altijd

1. letterlijk
2. figuurlijk

Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn nooit / vaak metaforen.

1. vaak
2. nooit

Wat moet er op de puntjes staan?
Een vergelijking bevat altijd een …... en een …....

In de herfst van haar leven nam mijn oma nog rijles.

1. personificatie
2. vergelijking
3. metafoor

Haar goede humeur verdween als sneeuw voor de zon toen zij haar cijfer terugkreeg.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

De docent zat tijdens het proefwerk mistig voor zich uit te kijken.

1. personificatie
2. vergelijking
3. metafoor

De kamers in de jeugdherberg in Parijs leken wel een soort isoleercel.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Toen hij dat geluid hoorde, greep de angst hem bij de keel.

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

1. vergelijking
2. personificatie
3. metafoor

Als verdwaalde schapen liepen ze door het land.

1. personificatie
2. vergelijking
3. metafoor

Mijn hart zei me het voorstel maar te accepteren.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Hij voelde zich als een vis in het water.

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

Na een snoeiharde trap van Van Persie vond de bal feilloos de rechterbovenhoek.

1. personificatie
2. vergelijking
3. metafoor

Het zand was als een vloerkleed.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie