Instaptoets periode 3 VP

Wat betekend AFP
A
anatomie, fysiologie, pathologie
B
anatomie, fysiologie, ziekteleer
C
abacadabra feel praten
D
Alle Fouten Passen
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat betekend AFP
A
anatomie, fysiologie, pathologie
B
anatomie, fysiologie, ziekteleer
C
abacadabra feel praten
D
Alle Fouten Passen

Slide 1 - Quizvraag

De longen zijn onderdeel van de bovenste luchtwegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Welke houding is uitermate geschikt voor cliënten met longaandoeningen
A
Rugligging
B
Buikligging
C
Zijligging
D
Rechtopzittende

Slide 3 - Quizvraag

De longen staan via de longader en de longslagader met het hart in verbinding. Dit noemen we de grote bloedsomloop.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Het bloed dat naar de longen stroomt is:
A
zuurstofrijk
B
zuurstofarm

Slide 5 - Quizvraag

Wat is er bijzonder aan de longader?
A
De bloeddruk is er hoog
B
Hij loopt van het hart af
C
Hij bevat zuurstofrijk bloed
D
Hij heeft een gespierde wand

Slide 6 - Quizvraag

De longen zijn omgeven door longvliezen. Deze bestaan uit een binnen- en een buitenblad. Hoe heet het binnenste blad?
A
borstvlies
B
longvlies
C
oppervlakkig vlies
D
ribvlies

Slide 7 - Quizvraag

COPD is een chronische, ..... aandoening van de longen.
A
kankerachtige
B
ontstekingsachtige
C
metabole
D
genetische

Slide 8 - Quizvraag

de luchtstroom door de longen noemen we...
A
perfusie
B
ventilatie
C
diffusie
D
osmose

Slide 9 - Quizvraag

welke vitale organen liggen in de borstholte
A
het hart en de longen
B
de hersenen
C
de longen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quizvraag

De maag begint te werken na het eten na hoeveel tijd?
A
15 minuten
B
2 minuten
C
30 minuten
D
direct

Slide 11 - Quizvraag

pylorus is
A
Kringspier tussen slokdarm en maag
B
Kringspier tussen endeldarm en ileum
C
geen van de hier genoemde
D
Kringspier tussen maag en 12-vingerige darm

Slide 12 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Reukzintuigcellen
B
Netvlies
C
Smaakknopjes in de tong
D
Zenuwen

Slide 13 - Quizvraag

sublinguaal is medicatie via de
............toedienen
A
huid
B
slijmvliezen onder de tong
C
bloedvaten
D
vagina

Slide 14 - Quizvraag

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed (of lymfe)
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken

Slide 15 - Quizvraag

Welk groot bloedvat is verbonden met de lever (er zijn er 3)
A
arterie pulmonalis
B
vena cava inferior
C
vena portae hepatis
D
aorta

Slide 16 - Quizvraag

De binnenste laag van bloedvaten heet
A
Media
B
Aventitia
C
Externa
D
Intima

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de Latijnse benaming van bloeddruk
A
tensio
B
tensie
C
tenso
D
tenzie

Slide 18 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt er direct voor dat er meer water terug geresorbeerd wordt in het nefron?
A
Renine
B
RAAS
C
ADH
D
Adrenaline

Slide 19 - Quizvraag

welk orgaan stelsel zie je op de afbeelding
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringsstelsel
D
skelet

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk orgaan-stelsel horen de longen?
A
Bloedvatenstelsel
B
Verteringsstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
hormoonstelsel

Slide 21 - Quizvraag

De stof amylase hoor bij
A
het zenuwstelsel
B
het hormoonstelsel
C
het bloedvatenstelsel
D
uitscheidingsstelsel

Slide 22 - Quizvraag

De appendix is de
A
dikke darm
B
dunne darm
C
maag
D
blinde darm

Slide 23 - Quizvraag

Weefsel =
A
een geheel van weefsels met een of meerdere functies
B
meerdere cellen met dezelfde vorm en functie
C
meerdere stelsels samen
D
een orgaan

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn coronairvaten?
A
De vaten naar de benen
B
Alle bloedvaten van de kleine bloedsomloop
C
De slagaders naar de hartspier
D
Alle bloedvaten van de grote bloedsomloop

Slide 25 - Quizvraag

De huid:

De huid bestaat uit verschillende onderdelen. In welk deel liggen je zintuigen in de huid?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid
D
Bindweefsel

Slide 26 - Quizvraag

Wat klopt er niet?
De cel ...
A
... is de kleinste bouweenheid van het menselijk lichaam
B
... is gevuld met vocht en organellen
C
... kan zelfstandig functioneren
D
... heeft in het menselijk lichaam overal dezelfde bouw en grootte

Slide 27 - Quizvraag

Het bloed dat naar de longen stroomt is:
A
zuurstofrijk
B
zuurstofarm

Slide 28 - Quizvraag

wanneer wordt lucht uit de longen geperst
A
als het middenrif omlaag gaat
B
als het middenrif omhoog gaat

Slide 29 - Quizvraag

COPD is een chronische, ..... aandoening van de longen.
A
kankerachtige
B
ontstekingsachtige
C
metabole
D
genetische

Slide 30 - Quizvraag