Havo 2.1: Wat is een rechtsstaat, 2.2: Voorwaarden voor een rechtstaat en 2.3: Criminaliteit en opsporing

2.1: Wat is een rechtsstaat, 
2.2: Voorwaarden voor een rechtsstaat 
2.3: Criminaliteit en opsporing
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.1: Wat is een rechtsstaat, 
2.2: Voorwaarden voor een rechtsstaat 
2.3: Criminaliteit en opsporing

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoelen
Uitleg:
Wat is een rechtsstaat en wat zijn daar de voorwaarden van?
Zelf aan de slag
Check lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • ..kun je uitleggen wat een rechtstaat is
  • ..wat de voorwaarden voor een rechtsstaat zijn en wat deze inhouden
  • ..aan welke regels de politie zich moet houden tijdens het opsporen van criminaliteit

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een rechtsstaat?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een rechtstaat?
Een land waar regels en wetten voor iedereen gelden, óók de overheid
Scheiding der machten: wetgevend, uitvoerend, rechterlijk -> gescheiden om machtsmisbruik te voorkomen

Gelijkheid voor de wet: iedereen wordt gelijk behandeld door de wet

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van een rechtsstaat?

Slide 6 - Open vraag

Rechtsgebieden
Publiek recht:
  • Regels over de relatie tussen overheid en burger (ook organisaties/bedrijven)
  • Kleine overtredingen (door rood rijden) en zware misdrijven (moord)
  • Altijd tussen Openbaar Ministerie en burger
Privaatrecht:
  • Regels over relatie tussen burgers onderling -> rechtspersonen
  • Bijvoorbeeld: huwelijk, scheiding, erfenis

Slide 7 - Tekstslide

Scheiding der machten
Wetgevende macht: Wetten worden gemaakt (parlement, Staten-Generaal)
Uitvoerende macht: Voert de wetten uit, bestuurt het land (regering, ministers)
Rechterlijke macht: beoordeeld of wetten correct worden toegepast (rechtbanken en rechters)

Slide 8 - Tekstslide

De grondwet
Grondwetten vormen de basis voor rechtsstaten. De grondwet:
  • begrenst de macht van de staat
  • legt fundamentele rechten van burgers vast
  • geeft aan hoe de machtsorganen van de staat zijn georganiseerd
  • drukt de eenheid van de natie uit

Slide 9 - Tekstslide

Klassieke en sociale grondrechten
Klassieke grondrechten: beschermen individuele vrijheden
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Recht op privacy
  • Recht op een eerlijk proces

Sociale grondrechten: bevorderen van welzijn en sociale rechtvaardigheid
  • Recht op onderwijs
  • Recht op sociale zekerheid
  • Recht op arbeid

Slide 10 - Tekstslide

Recht kan worden aangepast
Regels veranderen, net als de tijd:

  • Slavernij
  • Rassenscheidingswetten
  • Doodstraf

Slide 11 - Tekstslide

Over de grondwet.
a. Wat is een grondwet?
b. Waarom is een grondwet belangrijk

Slide 12 - Open vraag

Grondrechten kun je verdelen in klassieke grondrechten en sociale grondrechten.
Wat is (volgens jou) het kenmerkende belangrijkste verschil?

Slide 13 - Open vraag

Worden grondrechten geschonden door de coronamaatregelen? En welke grondrechten dan?

Slide 14 - Open vraag

Criminaliteit en opsporing
Regels in Nederland -> vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht (eerste wetboek verscheen in 1809)
Misdrijven:
  • Serieuze strafbare feiten
  • Moord en diefstal
  • Vaak zwaardere straffen
Overtredingen:
  • Minder ernstige feiten
  • Hard rijden, verkeerd parkeren
  • Lagere straffen, zoals boetes of korte gevangenisstraffen

Slide 15 - Tekstslide

Opsporingsbevoegdheden politie
1. Politie doet o.l.v officier van justitie onderzoek naar een zaak
-> opmaak proces-verbaal
2. Officier van justitie:
  • Seponeert
  • Doet de zaak zelf af 
  • Stapt naar de rechter (vervolging)

Slide 16 - Tekstslide

Opsporingsbevoegdheden politie
De politie mag bepaalde zaken zonder toestemming van OvJ:
  • Staande houden: tijdelijk iemand stoppen, geen arrestatie, meestal kortdurend
  • Aanhouden: officieel arresteren -> vermoedens van een misdrijf of overtreding
  • Fouilleren

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Wat?
Je leest de volgende paragrafen: 
2.1: Wat is een rechtsstaat?
2.2: Voorwaarden voor een rechtsstaat

Je maakt daarbij de volgende opdrachten: 2.1: opdr: 1 t/m 11, 13. 2.2: 1 t/m 9, 11, 15
Hoe?
Dit doe je individueel
Hoe lang?
Te bespreken in de les
En dan?
Klaar? Dan mag je 2.3: Criminaliteit en opsporing lezen en de volgende opdrachten daarbij maken: 2.3: 1 t/m 5, 7, 8, 10, 11, 13.

Slide 18 - Tekstslide