3 ag-herhaling-grammatica zinsdelen

Welkom
goed geoefend met lezen en werkwoordspelling?!
Vandaag: grammatica zinsdelen 
(redekundig ontleden)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
goed geoefend met lezen en werkwoordspelling?!
Vandaag: grammatica zinsdelen 
(redekundig ontleden)

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kunnen/weten? 
  • Zinsontleding: pv, ond, wwg/nwg, lv, mv, (vzv), bwb , (bijv.bep) !!!
  • Herkennen: samengestelde of enkelvoudige zinnen
  • Benoemen: hoofdzin of bijzin 
  • Benoemen: nevenschikkend of onderschikkend (voegwoorden kennen!)
  • (Benoemen: bijzinnen of zinsdeelzinnen (let op bijvoeglijke bijzin, anders dan de rest!) (misschien heeft niet iedereen dit behandelt....))

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1/2: onderstreep de PV en zet zinsdeelstrepen
PV = werkwoord dat verandert als je de tijd/het getal aanpast. 
zinsdelen = woorden die bij elkaar horen en blijven als je de volgorde verandert. 

  1. Mijn vervelende zus en haar vriendengroep / worden / morgen / door mijn ouders / naar het vliegveld / gebracht / voor een vakantie naar Ibiza. 

 

Slide 3 - Tekstslide

ANTWOORDEN
  1. Volgens meteorologen / bedreigt / een zeer zware storm / de oostkust van de Verenigde staten.
  2. Vorig weekend / waren / wij / op bezoek / bij familie / in Winsum, ten noorden van Groningen.
  3. Ons /is /voor de herkansing van de rekentoets / een stiltelokaal / beloofd.
  4. Op de actiedag voor Haïti / zijn / zelfgemaakte schilderijtjes van leerlingen/ aan ouders en leraren / verkocht.
  5. Die pas geopende kledingwinkel/ schijnt /nu /alweer /failliet/ te zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Stap 3: onderwerp
Je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen: 
Wie / wat + gezegde? Het antwoord is het onderwerp. 

Andere manier: het onderwerp verandert altijd van getal als je de pv van getal verandert. 

Het onderwerp kun (je) tussen haakjes zetten of zet er OW onder.
Het onderwerp kunnen (jullie) tussen haakjes zetten ...
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Stap 4: NWG of WWG
Zoek eerst alle werkwoorden in de zin. 
Drukken die een toestand uit > nwg. 
Drukken die een handeling uit > wwg. 

NWG: 
  • alleen koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen) 
  • koppelen het onderwerp aan een kenmerk. Dat kenmerk noem je dan ook een NWG.
  • Dat kenmerk is het naamwoordelijk deel; een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord. 
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

  1. Volgens meteorologen / bedreigt een zeer zware storm / de oostkust van de Verenigde staten.
  2. Vorig weekend / waren / wij / op bezoek / bij familie / in Winsum, ten noorden van Groningen.
  3. Ons /is /voor de herkansing van de rekentoets / een stiltelokaal / beloofd.
  4. Op de actiedag voor Haïti / zijn zelfgemaakte schilderijtjes van leerlingen/ aan ouders en leraren / verkocht.
  5. Die pas geopende kledingwinkel /schijnt/ nu /alweer/ failliet /te zijn

Slide 7 - Tekstslide

  1. wwg = bedreigt   
  2. wwg = waren         
  3. wwg = is beloofd 
  4. wwg = zijn verkocht  
  5. nwg = schijnt failliet te zijn 

Slide 8 - Tekstslide

Stap 5: lijdend voorwerp
Let op! In een enkelvoudige zin met een NWG kan geen lijdend voorwerp staan.

Voor bepaalde handelingen heb je iets nodig. Je moet altijd iets geven. Je moet altijd iemand bellen. Datgene wat je nodig hebt, is vaak het lijdend voorwerp. Ik moet altijd iemand slaan of iets schoppen. 
Kijk goed naar de betekenis van het zelfstandig werkwoord.

Makkelijker: 
Wie/wat + wwg + ond? > lijdend voorwerp 


Slide 9 - Tekstslide

  1. Volgens meteorologen / bedreigt een zeer zware storm / de oostkust van de Verenigde staten.
  2. Vorig weekend / waren / wij / op bezoek / bij familie / in Winsum, ten noorden van Groningen.
  3. Ons /is /voor de herkansing van de rekentoets / een stiltelokaal / beloofd.
  4. Op de actiedag voor Haïti / zijn zelfgemaakte schilderijtjes van leerlingen/ aan ouders en leraren / verkocht.
  5. Die pas geopende kledingwinkel /schijnt/ nu /alweer/ failliet /te zijn

Slide 10 - Tekstslide

Stap 6: meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is de ontvanger van de handeling/toestand. 
Het is altijd een persoon

Je geeft altijd iets aan iemand. Je bewaart iets voor iemand.

Aan/voor wie + gezegde + onderwerp (+lv)? > meerwerkend voorwerp


Slide 11 - Tekstslide

  1. Volgens meteorologen / bedreigt een zeer zware storm / de oostkust van de Verenigde staten.
  2. Vorig weekend / waren / wij / op bezoek / bij familie / in Winsum, ten noorden van Groningen.
  3. Ons /is /voor de herkansing van de rekentoets / een stiltelokaal / beloofd.
  4. Op de actiedag voor Haïti / zijn zelfgemaakte schilderijtjes van leerlingen/ aan ouders en leraren / verkocht.
  5. Die pas geopende kledingwinkel /schijnt/ nu /alweer/ failliet /te zijn

Slide 12 - Tekstslide

Stap 7: bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling geeft meer informatie over het gezegde. Het geeft vaak antwoord op de vraag: 
  • waar? wanneer? waarom? waardoor? hoe?  hoeveel? hoe vaak? hoe erg? waarheen? 

Slide 13 - Tekstslide

SAMENVATTING UITLEG
  1. Onderstreep/benoem de PersoonsVorm. (tijdsproef)
  2. Zet zinsdeelstrepen (alles wat voor de PV kan).
  3. Bepaal het Onderwerp. (getalsproef)
  4. Bepaal het WWG/NWG.
  5. Lijdend Voorwerp (alleen bij wwg) = wie/wat + ond + wwg? 
  6. Meewerkend Voorwerp = aan/voor wie + ond + gezegde (+lv)? 
  7. Bijwoordelijke BePaling = geeft antwoord op hoe/wanneer/waar/etc.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
  1. Ik ging gisteren naar school toen mijn moeder naar haar werk ging.

Bovenstaande zinnen bestaat eigenlijk uit twee zinnen. Het is een samengestelde zin.  In een samengestelde zin kunnen hoofdzinnen en bijzinnen gebruikt zijn.

Hoofdzin = de  zin waarin de persoonsvorm het eerste of tweede zinsdeel is.
Bijzin = de zin waarin de persoonsvorm niet het eerste of tweede zinsdeel is.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Tussen de twee zinnen staan voegwoorden. Die voegwoorden kunnen nevenschikkend of onderscikkend zijn. 

nevenschikkende voegwoorden = en, want, maar , of 

Slide 16 - Tekstslide

Bijzinnen maken en vervangen
Je kan van een zinsdeel vaak een bijzin maken, door een onderwerp en persoonsvorm toe te voegen aan het zinsdeel. Bijvoorbeeld: 
--> Diegene mag zich melden bij de rector. 

In deze zin kan je diegene vervangen door een bijzin: degene die dit gedaan heeft. Zo krijg je een samengestelde zin: 

--> Degene die dit gedaan heeft, mag zich melden bij de rector. 


Slide 17 - Tekstslide

Bijzinnen maken en vervangen
Je kan het onderwerp, lijdend voorwerp, naamwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling vervangen door een bijzin. 

  1. Ik heb haar een bos bloemen gegeven. / Ik heb een bos bloemen gegeven aan de docent die mij zo goed geholpen heeft. (mv)
  2. Mijn vader heeft in Winterswijk gewoond. Mijn vader, die in Winterswijk gewoond heeft, woont nu in Vught. (bwb)
  3. Die man is helemaal niet grappig. (nwg)

Slide 18 - Tekstslide

Bijzinnen maken en vervangen
Andersom kan het ook: je kan een bijzin vervangen door één zinsdeel. 

  1. Ik had niet verwacht dat hij dat echt zou doen. / Ik had dat niet verwacht.
  2. Wij zijn gisteren langs het huis waar mijn oma vroeger woonde gefietst./ Wij zijn daar gisteren langs gefietst.
  3. Tijdens het feest dat volledig uit hand liep, ben ik mijn telefoon verloren. / Toen ben ik mijn telefoon verloren.
  4. Het meisje die die mooie tekeningen heeft gemaakt, is tot winnaar bekroond. / Dat meisje is tot winnaar bekroond.

Slide 19 - Tekstslide

Samengestelde zinnen ontleden
Als je een samengestelde zin moet ontleden, ontleed je alleen de hoofdzin. De bijzin benoem je op basis van de functie die de zin heeft als: 
  • onderwerpszin
  • lijdendvoorwerpszin
  • gezegdezin
  • meewerkendvoorwerpszin
  • voorzetselvoorwerpszin kennen jullie nog niet
  • bijwoordelijke bijzin
  • bijvoeglijke bijzin

Slide 20 - Tekstslide

Samengestelde zinnen ontleden
Bepaal eerst wat de bijzin en wat de hoofdzin is. De hoofdzin kan je 'gewoon' ontleden. Denk aan volgorde zinsdelen!

Als je gelijk ziet welke functie de bijzin heeft, kan je 'm direct benoemen. Als je dat lastig vindt, vervang je de bijzin eerst door één zinsdeel. Dan kan je gewoon het stappenplan van zinsontleding volgen. Welk zinsdeel is het? Schrijf dit als ....... - zin en je hebt de bijzin benoemd! 

Slide 21 - Tekstslide

Moeilijk: de bijvoeglijke bijzin
Hij is erg blij met het kapsel dat zijn kapper geknipt heeft. 

bijzin = dat zijn kapper geknipt heeft.
Vervangen? 

Hij is erg blij met het nieuwe kapsel. 
Je vervangt het voor een bvb, dus een bijvoeglijke bijzin. 

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen, benoem de bijzinnen:
  1. Wie de leukste oplossing had, werd ook een prijs gegeven. 
  2. Als je de antwoorden wil, mag je mij mailen.
  3. Het resultaat was wat ik verwachtte. 

Slide 23 - Tekstslide

Zie de vorige slide,
type de 3 over en benoem de bijzin.

Slide 24 - Open vraag

antwoorden:
1. Wie de leukste oplossing had = mv-zin
2.Als je de antwoorden wil = bijwoordelijke bijzin
3. wat ik verwachtte = lv-zin

Slide 25 - Tekstslide

huiswerk voor maandag 7 sept: 
De Brug, grammatica> zinsdelen
- digitaal 
-  boek blz.263 t/m 267, opdracht 1 t/m 7

Slide 26 - Tekstslide