Nederlands blok 2 over taal havo/vwo 1

Over taal 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Over taal 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen in je leesboek
‘De sprong op Normandië’ van Anke Manschot. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
-Aan het einde van de les begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
-Aan het einde van de les begrijp je de betekenis van verschillende moeilijke woorden.
-Aan het einde van de les kun je een antoniem herkennen.
-Aan het einde van de les kun je beeldtaal herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem?

Slide 4 - Tekstslide

Een synoniem is een woord wat ongeveer hetzelfde betekent als een ander woord. 
bajes
expositie
kijken
groot
bedrieger
gevangenis
tentoonstelling
zien
enorm
leugenaar

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antoniem
Antoniemen zijn woorden die het tegenovergestelde betekenen.

arm - rijk
koud - warm

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antoniem 
Soms kun je een antoniem al zien aankomen, doordat er in de tekst een signaalwoord wordt gebruikt. 

Een signaalwoord wijst op een verband tussen twee zinnen of zinsdelen. Bij antoniemen wijst het op een tegenstelling


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antoniem 
Signaalwoorden die wijzen op een tegenstelling: 
maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.
Voorbeeld: 'Pizza vind ik lekker, maar zuurkool vind ik heel vies.'

Let op: sommige antoniemen lijken op elkaar, maar zijn elkaars tegenovergestelde door het voorvoegsel.
correct -incorrect 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

licht
blij
dag
mooi
groot
donker
verdrietig
nacht
lelijk
klein

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beeldtaal
Beeldtaal = zonder woorden iets duidelijk maken. 

Voorbeelden van beeldtaal:
-Plaatjes;
-Pictogrammen. 

Slide 10 - Tekstslide

Met beeldtaal kun je heel snel informatie doorgeven. Ook mensen die een andere taal spreken, begrijpen direct wat er wordt bedoeld. 
Woordenschatbingo!
Regels: 
1. De docent geeft een omschrijving van een woord;
2. Als je de betekenis van de omschrijving van het woord op je bingokaart hebt staan dan mag je hem aankruisen;
3. Wie als eerste een verticale, horizontale of diagonale rij heeft  moet BINGO roepen om het spel te winnen!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Over taal, blok 2:
-Opdracht 30, 31, 32 (2.9)

Is huiswerk voor de volgende les en staat al in SOM!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben jullie geleerd? 
-Je begrijpt nu de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
-Je begrijpt nu de betekenis van verschillende moeilijke woorden.
-Je kunt nu een antoniem herkennen.
-Je kunt nu beeldtaal herkennen en begrijpen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies