4 havo BECO week 26

Wat gaan we doen?
Je krijgt wat hulp bij opgave 3.2, 3. 3 en 3.7 ik zal een begin met 3.8 maken. 
Neem je boek en je schrift erbij. 

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Je krijgt wat hulp bij opgave 3.2, 3. 3 en 3.7 ik zal een begin met 3.8 maken. 
Neem je boek en je schrift erbij. 

Slide 1 - Tekstslide

wat hulp bij hoofdstuk 3
Opgave 3.2  Het eigen vermogen van Yvette kan je bepalen door de schulden - de bezittingen
Het aflossen van een lening is een uitgaven de kosten die hierbij horen is de rente!
Let goed op de volgorde van de balans. Het eigen vermogen staat uit de schuldenkant (creditzijde). 
We kijken nog even naar de volgorde.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Veranderingen op de balans 
Een balans is een momentopname. Daarom wordt er ook altijd een datum vermeld

Bij elk financieel feit, een aankoop, een verkoop of een betaling veranderen de balansposten. 

Hoe veranderen we dit in de balans? 

Slide 4 - Tekstslide

er kan wat veranderen.
een verandering = een mutatie
In opgave 3.3. moet je de financiele feiten verwerken in een mutatiebalans.  Je hebt bezittingen, schulden en eigen vermogen.  Welke balanspost gaat veranderen er en met hoeveel veranderen deze balansposten?

Slide 5 - Tekstslide

balansmutaties
  • een balansmutatie is dus een verandering op de balans.
  • de balans is altijd in evenwicht
  • daarom moeten er minimaal 2 veranderingen plaatsvinden

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld 3.3 

6 januari  verkocht op rekening goederen voor €14.200. 
De inkoopwaarde is €9.400
Welke balansposten gaan er veranderen als gevolg van deze aankoop?
de voorraad goederen = bezit (-)
debiteuren = bezit (+)
Eigen Vermogen (+)

Slide 7 - Tekstslide

met welk bedrag?
-De voorraad goederen neemt af met €9.400 Peter Sloothaak heeft deze goederen voor die prijs ingekocht (inkoopwaarde). 
-Hij gaat de goederen op rekening verkopen voor (€14.200) meer geld dan de inkoopwaarde. 
Er ontstaat winst waardoor het eigen vermogen van Peter zal toenemen.
Met hoeveel?

Slide 8 - Tekstslide

We bespreken er nog een paar.
15 januari
18 januari
Nadat je alles hebt verwerkt kan je weer een nieuwe balans opstellen. 

Slide 9 - Tekstslide

WINST EN VERLIES

Slide 10 - Tekstslide

 winst-en-verliesrekening?
een overzicht van de totale opbrengsten, de totale kosten en de winst of het verlies in een bepaalde periode....
Een andere naam voor een W&V rekening is een resultatenrekening.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

verband winst-en-verlies en balans
  • het eigen vermogen neemt toe met de winst van dat jaar 
  • De winst staat op de W&V rekening

Slide 14 - Tekstslide

opgave 3.7
Je begint de opdracht met de omzet - inkoopwaarde van de omzet.
Wat krijg je dan?
Daarna haal je de bedrijfskosten van de brutowinst.
Wat krijg je dan?
We kijken het even na.

Slide 15 - Tekstslide

Op een W&V rekening staat?
De opbrengsten 
bijvoorbeeld: omzet
De kosten
bijvoorbeeld: 
afschrijvingskosten
inkoopwaarde van de omzet

Slide 16 - Tekstslide

opgave 3.8 
Neem de opgave voor je.
- balansmutaties met een aparte mutatie op de W&V rekening
-nieuwe balans maken
-liquiditeitsoverzicht maken, dit een een overzicht van ontvangsten en uitgaven (wat geef je uit aan geld en wat komt er binnen aan geld.

Slide 17 - Tekstslide

donderdag 
heb je 3.8, 3.9 en 3.10 gemaakt
ik nodig je weer uit voor een les in ZOOM!
we bespreken weer een aantal vragen.

Slide 18 - Tekstslide