Homoniemen en homofonen

Over taal blok 1: homoniemen en homofonen

1 / 10

Slide 1: Tekstslide

NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Lesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over taal blok 1: homoniemen en homofonen

Slide 1 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
- Hij besluit zijn spreekbeurt met een quiz.
- De school neemt een besluit over het rooster.

Slide 2 - Open vraag

Wat is de betekenis van het woord 'vorst' in de volgende zinnen?
- Soms heb je al vroeg in de winter vorst.
- Sommige landen hebben nog een vorst.

Slide 3 - Open vraag

Homoniem

Een woord met meerdere betekenissen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
- Die bordjes leiden naar de uitgang.
- Veel mensen lijden aan een allergie.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen 'rauw' en 'rouw'?

Slide 6 - Open vraag

Homofonen

Twee woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze verschillend en ze hebben ook verschillende betekenissen.

Slide 7 - Tekstslide

Kun je homofonen bedenken?

Slide 8 - Woordweb

Weetje

Er zijn ook woorden die je hetzelfde schrijft, maar die je anders uitspreekt en ook verschillende betekenissen hebben, die noem je homografen.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht

Maak de opdrachten 3, 4, 6 en 8 van Over taal, blok 1
Maak de opdrachten 4 en 5 van Over taal, blok 2

Slide 10 - Tekstslide