Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoordspelling gecombineerd
Welke werkwoordsoorten kennen wij?
1 / 53
volgende
Slide 1:
Open vraag
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
53 slides
, met
interactieve quizzen
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welke werkwoordsoorten kennen wij?
Slide 1 - Open vraag
Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoorden' en alles wat geen werkwoord is naar 'Geen werkwoord'.
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond
Slide 2 - Sleepvraag
Ik loop naar de bakker.
De persoonsvorm is...
Slide 3 - Open vraag
Ik was in het winkelcentrum.
De persoonsvorm is...
Slide 4 - Open vraag
Ik heb nog eens goed nagedacht.
De persoonsvorm is: …
Slide 5 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Naty
heeft
zijn brood
gesmeerd
Slide 6 - Sleepvraag
Het is jammer dat hier nooit iets leuks (gebeuren)
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 7 - Quizvraag
Als een echte formule 1 coureur (besturen) mijn oma de auto
A
bestuurd
B
bestuurt
C
bestuurdt
Slide 8 - Quizvraag
Zij (beloven) mij eeuwige trouw.
A
beloofde
B
beloofte
Slide 9 - Quizvraag
Met zijn hoge score (verbazen) hij vriend en vijand.
A
verbaasde
B
verbaaste
Slide 10 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin
D
begint altijd met een hoofdletter
Slide 11 - Quizvraag
Wij hebben het hele lokaal paars (verven)
A
geverft
B
geverfd
Slide 12 - Quizvraag
De wetenschapper heeft die stelling (bewijzen)
A
bewijsd
B
bewijst
C
bewezen
D
gebewijsd
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van varen?
A
gevaard
B
gevaren
C
gevoert
D
gevoeren
Slide 15 - Quizvraag
Ik heb mijn relatie (beëindigen).
Slide 16 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van 'snuiten'?
Slide 17 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde
Slide 19 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van mixen is dan dus...
A
gemixed
B
gemixt
C
gemixd
D
gemixet
Slide 20 - Quizvraag
Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .....
A
beloofd
B
belooft
C
beloven
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
A
is
B
gestruikeld
Slide 22 - Quizvraag
Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt
Slide 23 - Quizvraag
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord
Slide 25 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
verwoestte
B
verwoeste
C
verwoesten
Slide 26 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzinnen
D
verzinde
Slide 27 - Quizvraag
1. De vijand verwoestte het gebouw.
2. Het gebouw is verwoest.
3. Het verwoeste gebouw staat er verlaten bij.
In welke zin is werkoord verwoesten een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt?
A
1
B
2
C
3
D
Zit er niet bij
Slide 28 - Quizvraag
Wat is voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
geschrokken
C
kinderen
D
zijn
Slide 29 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde
Slide 30 - Quizvraag
In welke zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Mijn fiets was gestolen.
B
Hij is weer gevonden.
C
Het beschadigde zadel.
D
Het zadel was beschadigd.
Slide 31 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten
Slide 32 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande
Slide 33 - Quizvraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(bellen) Het ........... nummer bestond niet
A
Gebelte
B
Gebel
C
Gebelde
D
Gebelden
Slide 34 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?
Gisteren ..... Guus met een leuke dame.
A
dated
B
datte
C
datete
Slide 35 - Quizvraag
Is de spelling van het werkwoord goed?
Mevrouw Godding vind de kerstdagen heerlijk!
A
Ja
B
Nee
Slide 36 - Quizvraag
De regel van 't exkofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in deze zin: "Mijn familie .... nog niet .... op mijn voorstel.
A
hebt, gereageerd
B
heeft, gereageert
C
heeft, gereageerd
D
hebben, gereageerd
Slide 38 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in onderstaande zin?
Volgens mij heb jij je haar (veranderen) of (verbeelden) ik me dat nu maar?
A
verandert, verbeelt
B
veranderd, verbeelt
C
veranderd, verbeeld
D
verandert, verbeeld
Slide 39 - Quizvraag
Kies op elke plek de juiste spelling van het werkwoord.
Toen ik in de zomer kampeerde, ... er iets in de struiken.
A
ritselte
B
ritselde
C
ritseltte
D
risteldde
Slide 40 - Quizvraag
Kies op elke plek de juiste spelling van het werkwoord.
Later ... een egel ervan door!
A
rente
B
rendde
C
rende
D
rentte
Slide 41 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
timer
0:15
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
timer
0:15
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 43 - Quizvraag
Maak een zin waarin het werkwoord worden als persoonsvorm wordt gebruikt
Slide 44 - Open vraag
Maak een zin waarin het werkwoord vinden als voltooid deelwoord wordt gebruikt.
Slide 45 - Open vraag
Maak een zin waarin het woord lopen als voltooid bijvoeglijk deelwoord wordt gebruikt.
Slide 46 - Open vraag
Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin
Slide 47 - Quizvraag
Wanneer gebruik je 'als'?
A
bij hetzelfde
B
bij de vergrotende trap
Slide 48 - Quizvraag
Verwijzen
A
Met een ander woord iets noemen dat al genoemd is
B
Doorgestuurd worden voor meer informatie
C
In de verte wijzen
D
Iemand die ergens veel van weet, die ver weg woont
Slide 49 - Quizvraag
Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots
Slide 50 - Quizvraag
'De' woorden verwijs je met ......
Slide 51 - Open vraag
'Het' woorden verwijs je met?
Slide 52 - Open vraag
Wanneer verwijs je met wat?
Slide 53 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord
Juni 2019
- Les met
24 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling - uitleg en oefenen
November 2020
- Les met
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
H3 - week 38 - Les 1 -werkwoorden H3
September 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Mei 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Werkwoorden
Oktober 2024
- Les met
22 slides
H3 - Week 4 - les 2 - Spelling H3
Januari 2021
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
NL
December 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2