H5 Licht par 4

 3 vmbo H5 Licht 
S. Erdkamp
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 3 vmbo H5 Licht 
S. Erdkamp

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je deze les?
Na deze les heb je geleerd: 
  • Hoe onze ogen zijn opgebouwd
  • Wat accommoderen, verziend en bijziend is
  • Hoe een beeld geprojecteerd wordt m.b.v. een lens
  • Stof van paragraaf 1, 2 en 3 herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Oog
Als we dingen zien komt licht in onze ogen
Het licht gaat door de doorzichtige delen: 
  • hoornvlies
  • ooglens
  • glasachtig lichaam
Pas dan komt het licht op ons netvlies terecht
Het hoornvlies, ooglens en het glasachtig lichaam is een soort positieve lens
Het licht wordt zo gebroken dat er op het netvlies een scherp beeld ontstaat

Slide 3 - Tekstslide

Netvlies



Bevat lichtgevoelige zintuigcellen
Deze cellen geven elektrische signalen door via de oogzenuw naar de hersenen
De signalen verwerken deze en dan weten we wat we zien

Slide 4 - Tekstslide

Pupil en iris
De pupil is het zwarte deel in jouw oog (dit is de opening)
De iris is het gekleurde deel van je oog
De pupil wordt groter bij weinig licht en kleiner bij fel licht

Slide 5 - Tekstslide

Accommoderen
Je ogen moeten ook scherp stellen net als de lens van een beamer. 
De afstand tussen lens en netvlies, de beeldafstand, blijft even groot. 
Een kring van spiertjes rond de ooglens kunnen de lens platter en boller maken. Dit noemen we accommoderen

Slide 6 - Tekstslide

Verziend
Als je verziend bent zul je moeten accommoderen bij objecten in de buurt, je ziet goed van veraf
Met positieve (bolle) brillenglazen  
of contactlenzen wordt het licht 
sterker gebogen 
De lichtstralen worden geconvergeerd 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 7 - Tekstslide

Bijziend
Als je bijziend bent zie je alleen 
scherp van objecten die dichtbij zijn. 
Met negatieve (holle) brillenglazen  
of contactlenzen kun je dit corrigeren. 
Die laten licht dat op de ogen valt iets 
divergeren. 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 8 - Tekstslide

Constructie reeel beeld
Je kunt aan de ogen van een brillendrager zien of hij/zij bij of verziend is. 
Verziend: grotere ogen door de positieve lens
Bijziend: kleinere ogen door de negatieve lens

Slide 9 - Tekstslide

Hoe luidt de spiegelwet
A
Hoek van terugkaatsing is hoek van inval + 90 graden
B
Hoek van terugkaatsing is hoek van inval + 45 graden
C
Hoek van inval is hoek van terugkaatsing + 90 graden
D
Hoek van inval is hoek van terugkaatsing

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zien we een kleur?
A
Alle kleuren worden op een object geschenen, de kleur die het heeft wordt geabsorbeerd
B
Alle kleuren worden op een object geschenen, de kleur die het heeft wordt weerkaatst
C
Alle kleuren worden op een beschenen, onze ogen nemen maar een kleur waar
D
Een kleur wordt op een object geschenen, dit wordt weerkaatst en nemen we waar

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld

Slide 12 - Quizvraag

Wat is diffuus licht?
A
Licht dat direct van de bron in jouw ogen komt
B
Licht dat in een ruit weerkaatst en dan in jouw ogen komt
C
Licht dat door een object verspreid wordt
D
Geen flauw idee, moesten we dat leren?

Slide 13 - Quizvraag

Welke kleur absorbeert alle kleuren?
A
Wit
B
Infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en ultra violet
C
Zwart
D
Rood, oranje, geel, groen, blauw en violet

Slide 14 - Quizvraag

Hoe ziet een positieve lens eruit die ook wel brandglas wordt genoemd?
A
Bol
B
Hol
C
Rond
D
Ellips

Slide 15 - Quizvraag

Waaruit bestaat het kleurenspectrum?
A
Ultra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en infra violet
B
rood, oranje, geel groen, blauw en paars
C
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, paars en ultra paars
D
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en ultra violet

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we het als je bepaalde stoffen met UV licht laat oplichten?
A
Fluoresceren
B
Blacklighten
C
Warmtebeeld vastleggen
D
Blocken

Slide 17 - Quizvraag

In een convergente lichtbundel
A
weerkaatsen de lichtstralen
B
gaan de lichtstralen naar binnen toe
C
gaan de lichtstalen naar buiten toe
D
lopen de licht recht ofwel evenwijdig aan elkaar

Slide 18 - Quizvraag

Waar gebruiken we IR licht voor?
A
Warmtebeeld
B
Alarmsystemen
C
Afstandsbediening
D
Alle drie zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Waaruit bestaat het kleurenspectrum?
A
Alle kleuren van de regenboog
B
Alle kleuren die er bestaan
C
Alle primaire kleuren
D
Alle primaire, secundaire en tertiaire kleuren

Slide 20 - Quizvraag

Als je licht op een negatieve lens schijnt dan gaan na de lens ...
A
de stralen allemaal naar 1 punt toe
B
de stralen breken naar binnen toe
C
de stralen breken naar buiten toe
D
de stralen kunnen niet door de lens heen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet het als licht via een ruit in jouw ogen schijnt?
A
Direct licht
B
Indirect licht
C
Diffuus licht
D
Geconjugeerd licht

Slide 22 - Quizvraag

Doelen
Tijdens deze les heb je het volgende geleerd:
  • Hoe onze ogen zijn opgebouwd
  • Wat accommoderen, verziend en bijziend is
  • Stof van paragraaf 1, 2 en 3 herhalen

Slide 23 - Tekstslide