Bezittelijk voornaamwoord
1 / 29
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Schrijf een Bezittelijk
voornaamwoord op
voornaamwoord op
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Geef .............. jassen maar aan mij, dan hang ik ze voor jullie op.
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar
Slide 8 - Quizvraag
Ik heb een broer. Hij is ......... broer.
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn
Slide 9 - Quizvraag
Wij hebben een mooi huis.
........ huis (het) is prachtig!
........ huis (het) is prachtig!
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar
Slide 10 - Quizvraag
...... haar zit erg mooi! Hoe heb jij dat gedaan?
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn
Slide 11 - Quizvraag
Eva maakt thuis huiswerk.
Morgen neemt ze ..... huiswerk weer mee naar school.
Morgen neemt ze ..... huiswerk weer mee naar school.
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar
Slide 12 - Quizvraag
Vieren jij en Idil een feest? Ik kom graag naar ....... feest!
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn
Slide 13 - Quizvraag
....... ouders zijn morgen 15 jaar getrouwd, daarom heb ik morgen feest!
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn
Slide 14 - Quizvraag
Wij zitten in de klas op het ISK.
........ klas (de) is erg gezellig!
........ klas (de) is erg gezellig!
A
jullie
B
ons
C
onze
D
haar
Slide 15 - Quizvraag
Mijn vader is morgen jarig. Kom je naar ........ verjaardag?
A
mijn
B
jullie
C
jouw
D
zijn
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Het zijn ....... paspoorten
A
ons
B
onze
Slide 18 - Quizvraag
Het zijn ........ fietsen
A
ons
B
onze
Slide 19 - Quizvraag
Het is ........ huis
A
ons
B
onze
Slide 20 - Quizvraag
Het is .......formulier
A
ons
B
onze
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
De jongen vergeet ....... boek op school.
A
haar
B
zijn
Slide 23 - Quizvraag
Zij wil ....... huiswerk maken.
A
haar
B
zijn
Slide 24 - Quizvraag
Ze heeft een fiets. Het is .... fiets.
A
haar
B
zijn
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Ik lees dit boek. Het is .... boek.
A
mijn
B
jouw
Slide 27 - Quizvraag
Waar woon jij? Wat is .... adres?
A
mijn
B
jouw
