Beeldspraak - Taalverzorging Les 3

Beeldspraak
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De kamer van jou is het object.
De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking
Je verbindt dus twee dingen met elkaar die op elkaar lijken. 
De werkelijkheid met het beeld.
Sanne lijkt in die jurk wel een prinses.

Slide 4 - Tekstslide

Het object (hoe jouw sprong in het zwembad eruitziet)wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een bommetje.

Slide 5 - Tekstslide

Metafoor
Je laat de werkelijkheid weg, maar vervangt die met het beeld.
Of je gebruikt werkelijkheid en beeld naast elkaar
Het prinsje van de klas belde elke dag zijn moeder.
Haar ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven.
Hij is het zwarte schaap van de familie.


Slide 6 - Tekstslide

Verschil vergelijking en metafoor
Vergelijking
Metafoor
- Vaak met als of van
- Structuur 
A is (eigenschap) als B
- Verbindingswoord ontbreekt
- Structuur
A is (eigenschap) B

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Personificatie
Een levenloos object krijgt eigenschappen van een persoon.
De zon streelde onze wangen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Metonymia
 Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar je gebruikt een woord dat daarmee te maken heeft.
Je benadrukt een specifieke eigenschap.
Oranje speelt 14 juni tegen Kroatië.
Even de koppen tellen.

Slide 11 - Tekstslide

Soorten metonymia
  • Het gaat over het voorwerp, maar je benoemt het materiaal
Hij won goud.
  •  De inhoud wordt benoemd, maar je noemt het voorwerp
Doe mij nog maar een glaasje.
  • Het voorwerp wordt genoemd, maar je benoemd de maker
Dat is een mooie Mondriaan.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 14 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 15 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 16 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een vergelijking en een metafoor?

Slide 22 - Open vraag

Wat is een personificatie

Slide 23 - Open vraag

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

een deken van sneeuw
bedekt alle straten
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

zo slap als een vaatdoek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 26 - Quizvraag

Het is spekglad
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 27 - Quizvraag

Dat is kat in het bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 29 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 30 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 31 - Quizvraag

Zo rood als een tomaat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 32 - Quizvraag

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 33 - Quizvraag

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 34 - Quizvraag

zo blauw als de lucht
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 35 - Quizvraag

zo rood als wijn
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 36 - Quizvraag

Een zwijnenstal
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 37 - Quizvraag

Een deken van sneeuw
bedekt de straat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 38 - Quizvraag

Maken opdracht 3 (blz 48)
Let op; de opdracht is iets aangepast. 
Benoem van de zinnen of het een vergelijking, metafoor, personificatie of metoniem is.

Slide 39 - Tekstslide

Maken opdracht 4 + 5 (blz 49)

Slide 40 - Tekstslide