1 sept 1A 1.1. Fictie les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Als je 

binnenkomt:

BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?

BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?

HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?

ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?

STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 

BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Wat gaan we doen vandaag:

• Namen en spullen checken
• Terugblik naar de les van gisteren; 
•              wat hebben we geleerd over fictie?
•              Huiswerk bespreken
• Werken aan hoofdstuk 1.1. opdracht 7 t/m 14
• Woorden van de les
• Huiswerk voor morgen bespreken
• Lesafsluiting

Woensdag 1 sept

We werken nog steeds aan dit lesdoel:

Lesdoel (wat leer je vandaag)

Na deze les kan je vertellen wat het verschil tussen fictie en non-fictie is. 

Maar ook leer je vandaag nadenken over een fictie verhaal. 

Huiswerk bespreken

Zinnen maken met de woorden bij tekst 1 en 2

Open je boek...

We lezen samen tekst 3.

Ik geef beurten.

Lees mee, zodat je weet waar we zijn.

Aan de slag

Eerst lezen we tekst 3. Daarna werken we weer volgens de manier Check-in-duo's

Stap 1: je maakt opdracht 7 t/m 14 IN STILTE. 

Stap 2: je vergelijkt je antwoorden met je buurman/vrouw

Stap 3: je bespreekt met elkaar wat het juiste antwoord is

Stap 4: we bespreken met elkaar enkele antwoorden. 

STAP 1: ZELF VRAGEN MAKEN

Maak opdracht 7 t/m 14

Maak ALLE opdrachten

Overleg NIET met je buurman of vrouw

Je hebt 12 minuten de tijd. 

Vragen stellen kan na deze 12 min. 

Als je klaar bent, wacht je rustig op de rest.

STAP 2 en 3: Vergelijk je antwoorden

Bespreek met je buurman of buurvrouw je antwoorden. 

Als je een ander antwoord hebt, beslis je welk antwoord je het beste vindt. 

Praat alleen over je antwoorden!

Andere dingen die er niet over gaan 

bespreek je met elkaar in de pauze. 

STAP 4:

Met de klas een paar vragen bespreken

Woorden van de les

Met ieder hoofdstuk leer je nieuwe woorden. 

Deze kennis wordt getoetst.

Je kan de woorden van het hoofdstuk uit je hoofd leren, maar als je ze niet gebruikt, onthoud je er weinig van. 

Dus: we schrijven de woorden op en we gaan zinnen maken met de woorden uit de les. 

Zinnen maken

Welke woorden moet je bij tekst 3 leren?

Schrijf de woorden en de betekenis over in je schrift en maak er zinnen van. Je hebt hier 5 minuten voor.  

Huiswerk voor morgen:

     NIETS 

AFSLUITEN 

JE PAKT JE  SPULLEN PAS IN ALS IK ZEG DAT HET KAN. 

Wat hebben we gedaan vandaag?

Schrijf twee dingen op die je hebt geleerd.

Wat is het huiswerk voor morgen?

 ?                        ?????