Introductie werk

Periode 3
Deze periode gaan jullie bezig met de thema's:
- Werk 
- criminaliteit

- po criminaliteit

Vandaag: introductie thema werk 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 3
Deze periode gaan jullie bezig met de thema's:
- Werk 
- criminaliteit

- po criminaliteit

Vandaag: introductie thema werk 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht: welk beroep?
  1. Raad welk beroep ik in mijn hoofd heb.
  2. Jullie stellen om de beurt een vraag om hier achter te komen.
  3. Let op: je mag alleen maar vragen stellen die met ja of nee kunnen worden beantwoord.



Start opdracht: Welk beroep?
  • Raad welk beroep ik in mijn hoofd heb.
  • Jullie stellen om de beurt een vraag om hier achter te komen.

    Let op: je mag alleen maar vragen stellen die met ja of nee kunnen worden beantwoord. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk
Werk bestaat uit alle activiteiten die nuttig zijn voor de persoon die het werk doet, maar ook voor zijn of haar  omgeving.  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom werken we?
1. Eerste levensbehoeften.
2. Behoefte aan zekerheid.
3. Behoefte om erbij te horen.
4. Behoefte aan waardering
5. Behoefte om ergens goed in te worden.



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je een baan? Zo ja, waar werk je?
Zo nee, waarom niet?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Om welke reden werk je of zou je willen gaan werken?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Ik vind de waardering die ik voor mijn werk
krijg belangrijker dan het geld dat ik ervoor verdien.
Ik vind de waardering die ik voor mijn werk krijg belangrijker dan het geld dat ik ervoor verdien.
A
Eens
B
Oneens

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een baan aannemen:

- arbeidsvoorwaarden
- bruto/netto salaris
Maar dan bevalt de baan niet meer:

- opzegtermijn
- ontslag op staande voet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kom je weer aan werk?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier heb jij je baan gevonden?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke ladder.
Als jij je baan verliest, heeft dat invloed op je plek op de  maatschappelijke ladder. 

Hierbij kun je denken dat je, je inkomen verliest en je aanzien.
Maar ook bijvoorbeeld dat je minder kennis op doet.  

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga jij op zoek naar nieuw werk?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Als je vast werk hebt krijg je loon. Welk loon krijg je op je bankrekening gestort?
A
Het nettoloon.
B
Het brutoloon.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een vacature?
A
Een netwerk van vrienden en kennissen.
B
Een open sollicitatie.
C
Een baan die vrij is.
D
Een arbeidsovereenkomst.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden zijn weggelaten?
Als je een vaste baan zoekt, kan ………………………. je het beste helpen.

A
het UWV.
B
een arbeidsovereenkomst.
C
gaan zwartwerken.
D
het uitzendbureau.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving inneemt.
De uitspraak is:

A
juist.
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Je maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving inneemt.

De uitspraak is:

Autocoureur Max Verstappen heeft een hoge maatschappelijke positie.
Dat komt vooral door zijn …………
Welk woord is weggelaten?

A
talent.
B
kennis.
C
afkomst.
D
geld.

Slide 19 - Quizvraag

Autocoureur Max Verstappen heeft een hoge maatschappelijke positie.
Dat komt vooral door zijn …………
Welk woord is weggelaten?

Een hoofdcommissaris van politie heeft een hoge maatschappelijke positie. Die heeft vooral te maken met:
A
macht.
B
geld.
C
afkomst.
D
talent.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer kan een baas je op staande voet ontslaan?
A
Als het bedrijf geen geld meer heeft.
B
Als je meer loon wilt hebben.
C
Als je opzegtermijn is afgelopen.
D
Als je spullen steelt op je werk.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je bijstand krijgt, krijg je net genoeg voor eten, drinken, huur en kleding.
Deze uitspraak is:

A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Als je bijstand krijgt, krijg je net genoeg voor eten, drinken, huur en kleding.
Deze uitspraak is:

Achmed is bouwvakker en breekt zijn been. Achmed heeft recht op een ……… Hij moet namelijk drie maanden thuiszitten.
A
bijstandsuitkering.
B
werkloosheidsuitkering.
C
AOW-uitkering.
D
ziektegelduitkering.

Slide 23 - Quizvraag

Achmed is bouwvakker en breekt zijn been. Achmed heeft recht op een ……… Hij moet namelijk drie maanden thuiszitten.
Meneer Joustra heeft altijd gewerkt. Hij wordt 67 jaar en stopt met werken. Hij krijgt nu ………
A
bijstand.
B
werkloosheidsuitkering.
C
AOW.
D
ziektegeld.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen die niet werken, krijgen meestal een uitkering. Die uitkering krijgen ze van de werkgevers.
Deze uitspraak is:

A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Mensen die niet werken, krijgen meestal een uitkering. Die uitkering krijgen ze van de werkgevers.
Deze uitspraak is:

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies