English Grammar: prepositions and articles

English Grammar: prepositions and articles
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English Grammar: prepositions and articles

Slide 1 - Tekstslide

Planning of today
  • Homework check
  • Learning goals
  • Articles
  • Prepositions
  • Check learning goals
  • Homework 

Slide 2 - Tekstslide

Homework check
Exercise 30.1 t/m 32.3

Slide 3 - Tekstslide

Learning goals
  • I can use and understand when and how to use the correct articles (lidwoorden) in English.
  • I can use and understand when an how to use the correct prepositions (voorzetsels) in English.

Slide 4 - Tekstslide

Articles
A or An? Beide betekenen een in het Nederlands, welke je gebruikt hangt af van het woord dat achter A of An staat!

An: Gebruik je als het woord begint met een klinker!
Wat zijn klinkers?
A: Gebruik je als het woord niet begint met een klinker, dus de rest!

Slide 5 - Tekstslide

Articles
LET OP! er zijn een aantal uitzonderingen/afspraken voor a/an

1. Je gebruikt geen a/an bij woorden zoals Jeans, trousers, glasses. Dit komt omdat deze woorden altijd in meervoud staan in het Engels!
VB: Ik draag altijd een bril = I always wear glasses. 
2. Je gebruikt a/an altijd als je een beroep aanduidt, dit doe je niet altijd in het Nederlands. 
VB: Mijn vader is monteur = My dad is a mechanic. 

Slide 6 - Tekstslide

Articles
In het Nederlands hebben wij ook de lidwoorden, de/het, In het Engels is dat het lidwoord the. Dit is een bepalend lidwoord, omdat het over een bepaald iets/iemand gaat.
VB: Hij is de beste voetballer = He is the best football player.

Als het niet duidelijk is (dus niet over een bepaald iets/iemand) gebruik je geen the.
VB: Op zondag gaan we naar de kerk. = We go to church on Sundays.

Slide 7 - Tekstslide

Choose the correct article:
_________ Car
A
A
B
An
C
The

Slide 8 - Quizvraag

Choose the correct article:
_________ Apple
A
A
B
An
C
The

Slide 9 - Quizvraag

Choose the correct article:
_________ New car
A
A
B
An
C
The

Slide 10 - Quizvraag

Choose the correct article:
My friends want to see __________ new movie by Spielberg.
A
A
B
An
C
The

Slide 11 - Quizvraag

Choose the correct article:
My father is __________ banker.
A
A
B
An
C
The

Slide 12 - Quizvraag

Prepositions
Prepositions (voorzetsels) worden in het Engels iets anders gebruikt dan in het Nederlands. In het Engels gebruik je specifieke voorzetsels als ze te maken hebben met specifieke dingen zoals tijd of plaats.

Kijk op bladzijde 71 (opdracht 34) in het gele blok!

Slide 13 - Tekstslide

Fill in the correct preposition:
My father works ________ New York
A
At
B
In
C
On
D
Into

Slide 14 - Quizvraag

Fill in the correct preposition:
Are the car keys ________ the closet?
A
At
B
Behind
C
On
D
Into

Slide 15 - Quizvraag

Fill in the correct preposition:
I travel ______ Italy ________ Saturday
A
At, On
B
To, To
C
To, On
D
In, through

Slide 16 - Quizvraag

Check learning goals
  • I can use and understand when and how to use the correct articles (lidwoorden) in English.
  • I can use and understand when an how to use the correct prepositions (voorzetsels) in English.

Slide 17 - Tekstslide

Homework
Exercise 33.1 t/m 34.3. (Page 68 t/m 72)

Slide 18 - Tekstslide