herhaling II H4 No place like home

Herhaling H4 No place like home
  • The, a, an (articles/lidwoorden)
  • Imperative (gebiedende wijs)
  • Present Continuous 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling H4 No place like home
  • The, a, an (articles/lidwoorden)
  • Imperative (gebiedende wijs)
  • Present Continuous 

Slide 1 - Tekstslide

kleine stad
grote stad
dorp
kasteel
town
city
village
castle

Slide 2 - Sleepvraag

Prepositions of place

What is opposite the school?
A
train station
B
hospital
C
market
D
zoo

Slide 3 - Quizvraag

Choose the correct preposition.
A
next
B
through
C
between
D
behind

Slide 4 - Quizvraag

Articles
The
Gebruik je als je specifiek verwijst naar één object.

Bijv: Can you pass me the salt?
A
Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker (B, C, D, G, F, K etc.)

Uitzonderingen:  euro, European, university, uniform
An
Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen
(A, E, I, O, U) Uitzondering -- hour,

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

articles: a/an

She is helping ___ old lady shopping.
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

articles:

Would you like ___ cup of tea?
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

articles:

It was ___ honest mistake.
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

articles:

Does Maastricht have ___ airport?
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

articles:

He is ___ great tennis player.
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

articles:
I bought __ new bike.

A
a
B
an
C
the

Slide 12 - Quizvraag

Imperative (gebiedende wijs)
positive imperative =  
werkwoord + rest van de zin
                                                                                          Eat your lunch.
negative imperative
Don't + werkwoord + rest van de zin
                                                                             Don't eat your lunch.

Slide 13 - Tekstslide

Use an imperative (gebiedende wijs):
____ your teeth. (to brush)

Slide 14 - Open vraag

Gebruik de imperative (gebiedende wijs):
Maak de imperative ontkennend.
_______ all the cookies. (not/ to eat)

Slide 15 - Open vraag

Use an imperative (gebiedende wijs):
____ your dinner. (to eat)

Slide 16 - Open vraag

Use an imperative:
____ in this lake. (not/ to swim)

Slide 17 - Open vraag

Present Continuous
  • Je gebruikt de present continuous om te praten over iets dat nu aan de gang is
  • Signaalwoorden kunnen zijn: (right) now, at the moment, etc.
  • Je maakt hem zo:
To be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing 

Slide 18 - Tekstslide

make the Present Continuous:
I ________ (talk) on the phone with my friend.
A
was talking.
B
am talking
C
talk
D
talks

Slide 19 - Quizvraag

make the Present Continuous:
My friends ________ (make) photo's.
A
were making
B
made
C
make
D
are making

Slide 20 - Quizvraag

make the Present Continuous:
She _______ (to write) an article for a newspaper.
A
is writing
B
writes
C
was writing
D
write

Slide 21 - Quizvraag

make the Present Continuous:
We _______ (to watch) a movie.
A
watches
B
watch
C
were watching
D
are watching

Slide 22 - Quizvraag

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
timer
0:30
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+ing

Slide 23 - Quizvraag

manier van leven
chores
rondom
mate
comfortabel

bus stop
bushalte
comfortable
klusjes
lifestyle
vriend
around

Slide 24 - Sleepvraag