7.2.: Wereldhandel (7.2.1: Made In..)

7.2: Wereldhandel
7.2.1: Made In....
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2: Wereldhandel
7.2.1: Made In....

Slide 1 - Tekstslide


Het vak Mens & Maatschappij bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Oriëntatie (Waar gaat het over)
2. Aardrijkskunde (onderzoekt de aarde)
3. Geschiedenis (onderzoekt het verleden)
4. Actualiteit (onderzoekt het nieuws)
Deze paragraaf is dus een voorbeeld van: 
A
Oriëntatie
B
Aardrijkskunde
C
Geschiedenis
D
Actualiteit

Slide 2 - Quizvraag

Wat weet jij over
wereldhandel?

Slide 3 - Woordweb

Reisdoelen
1. Je kunt een voorbeeld geven van het proces van productie, distributie en consumptie.

2. Je kunt twee nadelen van vrijhandel bedenken. 

+ Je kunt een economische maatregel noemen die voor vrijhandel en globalisering heeft gezorgd.

Je kunt uitleggen welke drie factoren nodig zijn voor handel tussen gebieden

Slide 4 - Tekstslide

Consumeren
We kopen heel veel producten. Veel van deze producten komen niet uit Nederland. 

Het gebruiken van producten noem je consumeren

Slide 5 - Tekstslide

Wat is meer belangrijk voor mij: prijs of kwaliteit?
Prijs
Kwaliteit

Slide 6 - Poll

Globalisatie
Inmiddels is de hele wereld geglobaliseerd. Dat betekent dat gebieden over de hele wereld meer met elkaar verbonden zijn:
  1. politiek
  2. economie
  3. cultuur

Na de Tweede Wereldoorlog is het makkelijker om te handelen. Tegenwoordig hebben we vrijhandel (Internationale handel zonder handelsbelemmeringen)
Europese Unie

Slide 7 - Tekstslide

Soms wordt het handelen moeilijker gemaakt. Dit komt door importheffingen. Dit is een soort belasting die je betaalt voor het inkopen van producten uit het buitenland. 

Als je zelf iets uit het buitenland koopt, wordt het altijd duurder! 

Slide 8 - Tekstslide

Drie factoren van handel
Of gebieden met elkaar handelen, is afhankelijk van 3 dingen: 

  1. Vraag en aanbod. De vraag naar en het aanbod van goederen bepalen de prijs van een product. Als de vraag toeneemt, stijgt de prijs. Als het aanbod toeneemt, daalt de prijs.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag en Aanbod:
In 2026 komt de Playstation 6 uit. Bol.com heeft nog 2000 Nintendo Switch op voorraad. Wat gebeurt er met de prijs van de Nintendo?
A
De nintendo wordt duurder
B
De Nintendo wordt goedkoper

Slide 10 - Quizvraag

Er is meer vraag dan aanbod. Welk gevolg heeft dit?
A
Klanten bepalen de prijs
B
Verkopers bepalen de prijs

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de verhouding tussen vraag en aanbod?
A
Als het aanbod groot is, is de prijs duur
B
Als de vraag groot is, wordt het aanbod goedkoper
C
Als de vraag weinig is, word het aanbod goedkoper
D
Als het aanbod weinig is, wordt de vraag groter

Slide 12 - Quizvraag

Drie factoren van handel
Of gebieden met elkaar handelen, is afhankelijk van 3 dingen: 

2. Transporteerbaarheid. Het moet mogelijk zijn om de goederen zonder al te veel moeite van gebied A naar gebied B te verplaatsen. Als de afstand te groot is, of de route te gevaarlijk is, neemt de verplaatsbaarheid af.

Slide 13 - Tekstslide

Drie factoren van handel
Of gebieden met elkaar handelen, is afhankelijk van 3 dingen: 

3. Tussenliggende mogelijkheden
Als er een derde speler op de markt is die de goederen goedkoper of sneller kan leveren zal de handel tussen gebied A en B afnemen.

Slide 14 - Tekstslide


Gebruik de afbeelding. Waar gaat de persoon waarschijnlijk kopen? 
A
Gebied A
B
Gebied B
C
Gebied C

Slide 15 - Quizvraag

Concurrentie
Door vrijhandel ontstaat concurrentie. Bij concurrentie probeer je iemand op een bepaald gebied te verslaan. Bijvoorbeeld door een product met een hogere kwaliteit te maken, of door de prijs te verlagen.

Slide 16 - Tekstslide

Geef een eigen voorbeeld van concurrentie:

Slide 17 - Open vraag

Specialisatie
Oplossing voor concurrentie is specialisatie. Hierbij richt een land zich op één bepaald product. Bijvoorbeeld: de meeste telefoons komen uit Azië. 

Nadeel: 
  1. je wordt erg afhankelijk van een ander land. 
  2. je hebt geen toezicht op de arbeidsomstandigheden en de kwaliteitseisen

Slide 18 - Tekstslide


Geef in de poll aan in hoeverre je deze leerdoelen snapt. 

1. Je kunt een voorbeeld geven van het proces van productie, distributie en consumptie.
2. Je kunt twee nadelen van vrijhandel bedenken.
+ Je kunt een economische maatregel noemen die voor vrijhandel en globalisering heeft gezorgd.
+ Je kunt uitleggen welke drie factoren nodig zijn voor handel tussen gebieden


😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Werktijd
STAP 1
STAP 2
Klaar? 

Maak 7.2: Wereldhandel (opdr. 1a - 24b. 


Hoe?
  • Eerst tekst lezen, dan pas opdrachten maken
  • Dyslexie? Gebruik voorleesfunctie 
  • Gebruik splitscreen
  • Zelfstandig werken
  • Vraag? Steek je vinger op!
Maken Verdieping 6.2 (opdr. 1a - 4e)
Nakijken via Paspoort21



Hoe?
Lever je opdrachten in en kom even bij me

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video