Dag 2

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Thema 3  - wonen - dag 2

blauw

• kleur van zee 
• kleur van de lucht
• Zin: Mijn broek is blauw.
•  zin: De blauwe zee is mooi.

8

Blij

• In een goede stemming.
• happy
• zin: Ik ben blij, want de zon schijnt.
• zin: Hij is blij met zijn nieuwe telefoon.

9

aan, achter, al, ander, beneden

• Ik schrijf een brief aan mijn broer. ||  Ik geef de tas aan mijn moeder.
• De stoel staat achter de tafel. ||  Ik zit achter in de klas. 
• Ik heb het al gehoord. || Al zijn broers wonen in Nederland.
• Ik woon nu in een ander huis. || Deze jas is van een ander.
• Ik loop naar beneden. ||  De bal rolt naar beneden.

boven

• plaats is hoger 
• boven < > beneden
• zin: Ik loop naar boven.
• zin: Ik sta boven op een berg.

10

buiten

• niet binnen 
• binnen < > buiten
• zin: Ik speel altijd buiten.
• zin: Buiten schijnt de zon.
• zin: Het is droog. Ik ga lekker naar buiten. 

11

(buitenshuis)

• niet in je eigen huis
• niet thuis
• buiten het huis

• zin: Ik werk vandaag buitenshuis. 

11

de buurt

• een deel van een stad 
• buurt - buurten
• zin: Ik woon in de buurt van de school.
• zin: In mijn buurt wonen veel kinderen.

12

dank

• je bent ergens blij om
• dankbaar

• zin: Bedankt dat je me wilt helpen.
• zin: Dank je wel.

13

die

• aanwijzen
• iets wat verder weg is
• die < > deze
• zin: Die fiets vind ik wel mooi; deze niet.
• zin: Is die pen van jou of is deze pen van jou?

14

Dag 1

8

Wat is allemaal blauw?

Dag 2

9

1. Hij is blij.
2. Hij heeft blij.
3. Hij is doen blij.
4. Hij hebt blij.

Dag 2

Wat hoort er bij: 

boven?

10

Welke zin is goed geschreven?

Dag 2

11

1. Ik ga naar buitenn om te wandelen.
2. Ik ga naar buiten om te wandelen.
3. Ik ga naar buiten omm te wandelen.
4. Ik ga naar buitn om te wandelen.

Maak een zin met:
werkwoord: wonen - de buurt - ik

Dag 2

12

Dag 2

12

Welk gebouw is er in jouw buurt?

Maak een goede zin.
Wie bedank jij? Waarom?

Dag 2

13

A - Ik eet die appel op.
B - Ik lees die boek.
C - Ik pak die kip.
D - Ik drink uit die glas.

Dag 2

14

1. A - goed B - fout C - goed D - goed
2. A - goed B - fout C - goed D - fout
3. A - goed B - goed C - goed D - fout
4. A - goed B - fout C - fout D - goed