kun je door middel van (d.m.v.) oriënterend lezen het onderwerp van een tekst bepalen
weet je wat een alinea is
kan je passende tussenkopjes bedenken
weet je wat een deelonderwerp is.
Slide 11 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
- Zoekend lezen
- Oriënterend lezen
- Globaal lezen
- Grondig en intensief lezen
- Studerend lezen
- Kritisch lezen
Slide 12 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
Zoekend lezen Informatie opzoeken
Je gebruikt:
inhoudsopgave, register, trefwoorden
Voorbeeld > woordenboek
Slide 13 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie / manier Leesdoel
Oriënterend lezen Eerste indruk krijgen van een tekst
Je gebruikt:
Titel, eerste paar zinnen(inleiding), tussenkopjes, laatste zinnen, anders gedrukte woorden, illustratie en bronvermelding.
Slide 14 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
Globaal lezen Ontdekken waar een tekst over gaat
Je gebruikt:
De eerste en laatste zinnen van elke alinea. De kernzinnen van alle alinea's in de kernzin staat meestal de hoofdzaak van de alinea.
Slide 15 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
Grondig en intensief lezen Tekst helemaal begrijpen
Je gebruikt:
Aandachtig hele tekst lezen, zin voor zin. Tekst echt begrijpen.
Het onderwerp van de hele tekst? Deelonderwerpen van elke alinea? Wat wil de tekst duidelijk maken? Welke zinnen zijn moeilijk (die lees je nog een keer). Zoeken naar de betekenis van de woorden die je nog niet kent.
Slide 16 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
Studerend lezen Tekst leren
Je gebruikt:
Intensief lezen met als extra doel: onthouden wat je hebt gelezen. Belangrijke zaken onderstrepen en/of aantekeningen bij maken.
Slide 17 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
Kritisch lezen Tekst beoordelen; Klopt het? Compleet?
Je gebruikt:
Logisch nadenken en erachter komen of de informatie allemaal klopt. Dus andere teksten gebruiken om te vergelijken.
Slide 18 - Tekstslide
Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie Leesdoel
- Zoekend lezen Informatie opzoeken
- Oriënterend lezen Eerste indruk krijgen
- Globaal lezen Hoofdzaken eruit halen
- Grondig en intensief lezen Helemaal begrijpen
- Studerend lezen Leren
- Kritisch lezen Beoordelen: waar/compleet
Slide 19 - Tekstslide
ONDERWERP
Een tekst of een verhaal gaat ergens over
Dit noem je het onderwerp van een tekst en wordt in
1 of enkele woorden opgeschreven.
Lees de tekst eerst oriënterend en stel dan de vraag:
Waarover gaat de hele tekst?
Slide 20 - Tekstslide
DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over het
onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn
deelonderwerpen.
Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeeld: Onderwerp en deelonderwerp
Tekst over wintersport.
Onderwerp: Wintersport
Deelonderwerpen: wintersportgebieden, sneeuwconditie, kosten, drukte tijdens schoolvakanties
Slide 22 - Tekstslide
Alinea's
Een tekst is meestal verdeeld in meerdere stukjes.
Dit noemen we...
alinea's.
Slide 23 - Tekstslide
Alinea's
Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag!
Open LessonUp les 2.
maak slide 25 t/m 30.
Slide 25 - Tekstslide
Wat zijn voorbeelden van tekstDOELEN?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, opiniëren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst
D
krant, tv, social media
Slide 26 - Quizvraag
Als het gaat om tekstdoelen, van wie is het dan het doel?
A
de docent Nederlands
B
de schrijver van de tekst
C
de lezer van de tekst
D
schrijver én lezer
Slide 27 - Quizvraag
De schrijver heeft een doel met de tekst.
Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel.
Een journalist schrijft met een ander doel dan
een copywriter van een reclamebureau.
Als je een betoog moet schrijven, schrijf je een
andere tekst dan als je een informerende tekst moet schrijven.
De schrijver heeft een doel met haar/zijn tekst.
Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel.
Als je even wilt ontspannen, pak je misschien een stripboek, als je iets lekker wilt koken, zoek je een recept.
Slide 28 - Tekstslide
Waarom is het goed om tekstdoelen te kunnen herkennen?
A
zo weet je wat de schrijver wil bereiken
B
om er meer van te kunnen begrijpen en te leren
C
dan word je niet te snel overtuigd of overgehaald
D
om teksten te beoordelen en er kritisch naar te kijken
Slide 29 - Quizvraag
Tekstsoorten
Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren
Slide 30 - Quizvraag
Tekstsoorten
Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren
Slide 31 - Quizvraag
Welke 2 tekstvormen horen bij activeren?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
klachtenbrief in krant
D
poster
Slide 32 - Quizvraag
Welke tekstvormen horen bij een uiteenzettende tekst?
A
reclame, nieuwsbericht in de krant, handleiding
B
gedicht, schoolboekentekst, recept
C
recept, handleiding, schoolboekentekst
D
handleiding, gedicht, recept
Slide 33 - Quizvraag
Welke tekstvormen kunnen horen bij het tekstdoel ' overtuigen'. Kies de twee juiste antwoorden.