begrijpend lezen les 2: leesstrategieën, onderwerp/deelonderwerp/alinea

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 2
VWO 1
 P1 2019-2020
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 2
VWO 1
 P1 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Je kent 6 tekstdoelen.
Je kent 6 tekstsoorten.
Je weet voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 2 - Tekstslide

vooruitblik
  • door middel van (d.m.v.) oriënterend lezen het onderwerp    van een tekst kunnen bepalen
  • weten wat een alinea is
  • passende tussenkopjes kunnen bedenken
  • weet je wat een deelonderwerp is.

Slide 3 - Tekstslide

nakijken
opdracht 6 en opdracht 7

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 6
1    a    In uiteenzettende teksten legt een schrijver de lezer iets uit en bij informerende teksten krijgt de lezer alleen informatie en volgt er geen uitleg.
    b    Tekst 6 is een uiteenzettende tekst. In deze tekst legt de schrijver uit waar het woord spiksplinternieuw vandaan komt en wat het woord betekent. Ook tekst 10 is een uiteenzettende tekst. In deze tekst legt de schrijver uit wat het effect van tv-kijken op de ogen van de mens is.
    c    Tekst 5 en 9 zijn informerende teksten. De schrijver informeert de lezer over een actueel onderwerp.
2    Tekst 7 is een overhalende/activerende tekst. Het doel van de schrijver is dat de lezer het product gaat kopen na het lezen van de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

3    a    In een overtuigende tekst wil de schrijver dat de lezer zijn mening overneemt. Hij doet dit door zijn mening over een onderwerp met argumenten aan de lezer te laten weten. De argumenten kiest hij zo, dat de lezer overtuigd raakt.
        In een meningvormende tekst laat de schrijver de voor- en de nadelen over een onderwerp zien, zodat de lezer zelf kan kiezen. De schrijver kiest zelf niet nadrukkelijk.
    b    Tekst 11 is een overtuigende tekst. De schrijver geeft zijn redenen bij zijn mening over thuisonderwijs. De lezer is geneigd het met de schrijver eens te zijn.
    c    Tekst 8 is een meningvormende tekst. De schrijver noemt de voor- en nadelen van het product. De lezer kan zelf kiezen of hij het product wil gebruiken of niet.
4    a    Tekst 5: (informatieve) tekst in tijdschrift
    Tekst 6: achtergrondtekst in tijdschrift
    Tekst 7: reclametekst in tijdschrift
    Tekst 8: achtergrondtekst in tijdschrift
    Tekst 9: nieuwsbericht (informatieve tekst) in tijdschrift
    Tekst 10: achtergrondtekst in tijdschrift
    Tekst 11: meningtekst in tijdschrift (voor jongeren)
5    Ja, dat kan. De tekstvorm tekst in tijdschrift komt vaak voor. Bij deze tekstvorm moet je de tekst goed lezen. Uit de inhoud, de woordkeuze, wel of geen mening bepaal je het tekstdoel.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 7
1 - 2    Tekst 5: breed publiek. Het is een tekst over een algemeen onderwerp waarvoor geen bepaalde kennis nodig is. De tekst staat in een tijdschrift voor een breed publiek.
    Tekst 6: breed publiek. Het is een tekst over een algemeen onderwerp waarvoor geen bepaalde kennis nodig is. De tekst staat in een tijdschrift voor een breed publiek.
    Tekst 7: kleiner, gespecialiseerd publiek. Het onderwerp, de dvd Mierenoorlog, is voor kinderen tot een bepaalde leeftijd. De tekst komt uit een tijdschrift voor kinderen/jongeren tot twaalf jaar.
    Tekst 8: kleiner, gespecialiseerd publiek. De tekst is voor publiek dat interesse heeft voor muziek maken.
    Tekst 9: breed publiek. Het is een tekst over een algemeen onderwerp waarvoor geen bepaalde kennis nodig is. De tekst staat in een tijdschrift voor een breed publiek.
    Tekst 10: breed publiek. Het is een tekst over een algemeen onderwerp waarvoor geen bepaalde kennis nodig is. De tekst staat in een tijdschrift voor een breed publiek.
    Tekst 11: breed publiek. Het is een tekst over een algemeen onderwerp waarvoor geen bepaalde kennis nodig is. De tekst staat in een tijdschrift voor een breed publiek.
3    Eigen werk.

Slide 7 - Tekstslide

Leesstrategieën
- Zoekend lezen
- Oriënterend lezen
- Globaal lezen
- Grondig en intensief lezen
- Studerend lezen
- Kritisch lezen

Slide 8 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                 
Zoekend lezen                               informatie opzoeken
- Oriënterend lezen                        1e indruk krijgen van een tekst
- Globaal lezen                                  hoofdzaken uit tekst halen
- Grondig en intensief lezen       tekst helemaal begrijpen
- Studerend lezen                            tekst leren
- Kritisch lezen                                  tekst beoordelen;waar/compleet

Slide 9 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Zoekend lezen                               informatie opzoeken

Je gebruikt:
inhoudsopgave, register, trefwoorden

Voorbeeld > woordenboek

Slide 10 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Oriënterend lezen                        1e indruk krijgen van een tekst

Je gebruikt:
Titel, eerste paar zinnen(inleiding), tussenkopjes, laatste zinnen, anders gedrukte woorden, illustratie en bronvermelding.

Slide 11 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Globaal lezen                                 


Je gebruikt:
De eerste en laatste zinnen van elke alinea. De kernzinnen van alle alinea's in de kernzin staat meestal de hoofdzaak van de alinea.

Slide 12 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Grondig en intensief lezen       tekst helemaal begrijpen

Je gebruikt:
Aandachtig hele tekst lezen, zin voor zin. Tekst echt begrijpen. 
Wat is het onderwerp van de hele tekst? Wat zij de deelonderwerpen van elke alinea? Wat hebben de alinea's met elkaar te maken? Wat wil de tekst duidelijk maken? Welke zinnen zijn moeilijk? Lees die twee keer of lees ze zachtjes voor jezelf. Zoek de betekenis van de woorden die je nog niet kent.

Slide 13 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Studerend lezen                            tekst leren

Je gebruikt: 
intensief lezen met als extra doel: onthouden wat je hebt gelezen. Belangrijke zaken onderstrepen en/of aantekeningen bij maken. 

Slide 14 - Tekstslide

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Kritisch lezen                                  tekst beoordelen;waar/compleet

Je gebruikt:
Logisch nadenken en erachter komen of de informatie allemaal klopt. Dus andere teksten gebruiken om te vergelijken. 

Slide 15 - Tekstslide

ONDERWERP
Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
Dit noem je het onderwerp van een tekst en wordt in 1 of enkele woorden opgeschreven.
Lees de tekst eerst oriënterend 
en stel dan de vraag: 
Waarover gaat de hele tekst?

Slide 16 - Tekstslide

DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld: Onderwerp en deelonderwerp   

 tekst over wintersport.
Onderwerp: wintersport
Deelonderwerpen: wintersportgebieden, sneeuwconditie, kosten, drukte tijdens schoolvakanties

Slide 18 - Tekstslide

Alinea's
Een tekst is meestal verdeeld in stukjes. Dit noemen we alinea's.

Slide 19 - Tekstslide

Alinea's
Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar Lessonup begrijpen lezen les 2
maak de slices 22 t/m 30

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Slide 22 - Quizvraag

Als het gaat om tekstdoelen, van wie is het dan het doel?
A
de docent Nederlands
B
de schrijver van de tekst
C
de lezer van de tekst
D
schrijver én lezer

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is het goed om tekstdoelen te kunnen herkennen?
A
zo weet je wat de schrijver wil bereiken
B
om er meer van te kunnen begrijpen en te leren
C
dan word je niet te snel overtuigd of overgehaald
D
om teksten te beoordelen en er kritisch naar te kijken

Slide 24 - Quizvraag

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 25 - Quizvraag

Tekstsoorten

Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 26 - Quizvraag

Welke 2 tekstvormen horen bij activeren?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
klachtenbrief in krant
D
poster

Slide 27 - Quizvraag

Welke tekstvormen horen bij een uitleggende tekst?
A
reclame, nieuwsbericht in de krant, handleiding
B
gedicht, schoolboekentekst, recept
C
recept, handleiding, schoolboekentekst
D
handleiding, gedicht, recept

Slide 28 - Quizvraag

Welke tekstvormen kunnen horen bij het tekstdoel ' overtuigen'. Kies de twee juiste antwoorden.
A
ingezonden brief
B
nieuwsbericht
C
recensie
D
roman

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag in het boek Nederlands!
Ga naar boek Op Niveau blok 2: Lezen (blz 88)
Maak opdracht 1: Vraag 1,2,3  en opdracht 3

Slide 30 - Tekstslide