Keuzedeel pabo WO - aardrijkskunde - les 6/7 - vrijdag 4 juni

Keuzedeel pabo - les 6/7








Hoofdstuk 5. Bevolking
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel pabo - les 6/7








Hoofdstuk 5. Bevolking

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het leukste op stage deze week?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen wonen er op de wereld?

Slide 3 - Woordweb

Zie werkboek - 5 - blz 92
Hoeveel inwoners heeft NL ongeveer?
A
15 - 16 miljoen
B
17 - 18 miljoen
C
19 - 20 miljoen
D
21 - 22 miljoen

Slide 4 - Quizvraag

17,5

Waar heeft de bevolkingsspreiding mee te maken?

Slide 5 - Woordweb

Klimaat
landschap
Werkgelegenheid/welvaart
Politieke situatie 

Migratie -> werk/welvaart of politiek
Planning









Vandaag: H5: bevolking: 5.1, 5.2 en 5.3
1. 
2
3
4 X
5
6
7
8
H2. De aarde

2.1.-2.4
H2. De aarde

2.5 - 2.6
H3. Weer, klimaat & landschap
Hemelvaart
H3 afronden & H4 landschap. in NL
H4. Landschappen in NL
H5. Bevolking
H5. Bevolking

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma les 6/7

15.00 - 16.30
  • Start
  • Theorie 5.1 Bevolking in Nederland
  • Opdracht
  • Pauze
  • Theorie 5.2 Bevolking in Europa en 5.3 de wereld 
  • Opdracht
  • Afronding 

H5:
  • De student kan de bevolkingsspreiding in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren ;
  • De student kan ontwikkelingen in de bevolking in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren 

Poster H3 delen:
- Tim/Bram

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opfrisvraag 1.
Op de kaart zie je de landschappen in een deel van Nederland.
In Wieringen, op Texel en in het Gooi bevinden zich resten van
stuwwallen. In de rest van Noord-Holland zie je deze niet in het
landschap.

Hoe verklaar je dat?
A
De stuwwallen zijn door rivieren weggespoeld
B
De stuwwallen zijn hier door latere sedimenten bedekt.
C
De stuwwallen zijn door vroegere bewoners van Noord-Holland afgegraven.

Slide 8 - Quizvraag

Ongeveer 150.000 jaar geleden was er sprake van een ijstijd. Er schoven in die periode dikke pakketten landijs vanuit Scandinavië tot halverwege ons land (de lijn Haarlem – Utrecht – Nijmegen) die zand en grind (eerder afgezet door rivieren) opstuwden. Op die manier werden stuwwallen (een door het ijs opgestuwde heuvel) gevormd.
De stuwwal bij Wieringen is ontstaan door een ijslob (pakket ijs) dat liep tussen Wieringen en Texel. In de warme periode die volgde op die ijstijd, smolt het ijs en steeg de zeespiegel. In die periode overstroomden grote delen van Noord-Holland en zijn de stuwwallen daar door sedimenten (zoals zand, grind en klei) bedekt. Wieringen lag destijds aan de kust en de stuwwal hier bleef behouden. Het goede antwoord is dus B: de stuwwallen zijn hier door latere sedimenten bedekt.
Opfrisvraag 2. Op de kaart zie je drie zandlandschappen in Nederland.
Hieronder lees je een omschrijvingen van deze landschappen.
A "Gebied met stuwwallen met daartussen laaggelegen zachtglooïende
dekzandgebieden."
B "Op een aantal plaatsen licht glooiende zandverstuivingen. Verder een vrij vlak
gebied waar dekzand en oude rivierzanden aan het oppervlak overheersen."
C "Laag glooiend gebied waar keileem, dat door het landijs is achtergelaten,
en dekzand aan het oppervlak liggen."
A
A = 1, B = 2, C = 3
B
A = 2, B = 3, C = 1
C
A = 3, B = 1, C = 2

Slide 9 - Quizvraag

Zie ook kaart 2: (cultuur)landschappen Nederland in de SLO handreiking. 

Ongeveer 150.000 jaar geleden was er sprake van een ijstijd. Er schoven in die periode dikke pakketten landijs vanuit Scandinavië tot halverwege ons land (de lijn Haarlem – Utrecht – Nijmegen) die zand en grind (eerder afgezet door rivieren) opstuwden. Op die manier werden stuwwallen (een door het ijs opgestuwde heuvel) gevormd. Gebied 2 hoort dus bij uitspraak A (gebied met stuwwallen met daartussen laaggelegen zachtglooiende dekzandgebieden). In gebied 1 is verder sprake van keileem en dekzand. Dit keileem is ontstaan doordat het ijs over het landschap schoof en hier klei, leem, zand, grind en grotere keien achter liet die zich vermengden tot een laag van enkele meter dik. Deze laag is in latere perioden bedekt met zand (dekzand). In die periode (ongeveer 20.000 jaar geleden) was er wel sprake van een ijstijd, maar het ijs bereikte Nederland niet. In ons land was er een droog en koud klimaat waardoor het dekzand door wind en water in een groot deel van Nederland afgezet werd. Gebied 1 hoort dus bij uitspraak C.
Als laatste hoort gebied 3 bij uitspraak B (op een aantal plaatsen licht glooiende zandverstuivingen. Verder een vrij vlak gebied waar dekzand en oude rivierzanden aan het oppervlak overheersen). Dit gebied ligt in het rivierengebied. Doordat het landschap altijd in beweging is, veranderen ook de loop van de rivieren die door dit gebied stromen. Die oude rivierbeddingen vinden we terug in het landschap en zo ook de oude rivierzanden.
Het goede antwoord is dus B: A = 2, B = 3, C = 1
Waar horen deze begrippen bij?

lange kavels veel sloten
veel weiland
A
Duinlandschap
B
Zeekleilandschap
C
Hoogveenlandschap
D
Laagveenlandschap

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar horen deze begrippen bij?

uiterwaard kribben
stuwen en sluizen
A
Duinlandschap
B
Zeekleilandschap
C
Hoogveenlandschap
D
Rivierlandschap

Slide 11 - Quizvraag

Uiterwaard: gebied tussen zomer en winterdijk. De uiterwaarden worden in de zomer vaak gebruikt als weidegebied

Kribben: stekdammen die aangelegd zijn om stroming van water af te remmen. Rivier blijft zo op zijn plaats
Zeeklei

Rivieren
Veen
Duin
Zand
Heuvel

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zeekleilandschap
laagveenlandschap
Rivierlandschap
Duinlandschap
Heuvellandschap
Zandlandschap
voormalig hoogveenlandschap

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

A. In welke gebieden in NL wonen veel mensen?
B. In welke gebieden in NL wonen weinig mensen?

Slide 14 - Open vraag


A. Vooral in West-Nederland (in de Randstad) en in gebieden waar twee of meer middelgrote steden vlak bij elkaar liggen (bijvoorbeeld Arnhem - Nijmegen, Heerlen - Sittard - Maastricht).

B. Vooral in de buitengebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen, de Waddeneilanden, Noordoost-Groningen, de Noordoostpolder. En in natuurgebieden zoals de Veluwe en de duinen.
Dun- en dichtbevolkte gebieden
  • Bevolkingsdichtheid
  • Dichtbevolkt / dunbevolkt
  • Randstad: stedenring (Ruhrgebied Duitsland)
  • Groene hart

Slide 15 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid: aantal inwoners per vierkante kilometer in een land of gebied

Waarom dunbevolkt? 
Lagere werkgelegenheid t.o.v. andere gebieden. 


Groei van de bevolking
Geboorte- en sterftecijfers

Natuurlijke bevolkingsgroei (momenteel)
- geboorteoverschot

Natuurlijke bevolkingsafname (rond 2030)
- afname door sterfteoverschot (vergrijzing)

Niet natuurlijke bevolkingsgroei
- immigratie
- emigratie

Slide 16 - Tekstslide

Natuurlijke bevolkingsgroei:
Wanneer de bevolking groeit door positief geboorteoverschot (NL: sprake van een kleine natuurlijke bevolkingsgroei) . 
Er worden meer mensen geboren dan dat mensen overlijden.

Geboortecijfer: aantal geboorten per 1000 inwoners v/d gemiddelde bevolking per jaar. 
Sterftecijfer: aantal sterfgevallen per 1000 inwoners v/d gemiddelde bevolking per jaar

Natuurlijke bevolkingsafname
Wanneer de bevolking afneemt door een sterfteoverschot. In landen waar de vergrijzing groot is, neemt de bevolking af. 
Demografisch transitiemodel
Pre-transitiefase (voor)
- hoog geboortecijfer (grote gezinnen)
- hoog sterftecijfer (sterfte zuigelingen & kraamvrouwen & epidemieën 

Transitiefase
Fase 1 - NL: 1870 
- sterftecijfer daalt (betere medische omstandigheden)
Fase 2 - NL: 1890 
- geboortecijfer daalt (kinderarbeid - Kinderwetje - school - kosten)
later anticonceptie & minder traditie (katholieke gezinnen)

Post-transitiefase (na)
NL: 1975. Geboortecijfer stabiel. Sterftecijfer  later omhoog (vergrijzing)

Slide 17 - Tekstslide

Hoezo zo grillig? Ineens een epidemie. 
Leeftijdsdiagram
A. Piramide  - transitiefase                    B. UI-vorm  (urn)                                     C. Granaatvorm
groeiende bevolking  - 1966             afnemende bevolking  - 1980             stabiele bevolking - 2013

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er nodig om de bevolking snel te laten groeien?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer groeit de bevolking langzaam?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten 5.1 (en evt. 5.2)
  • Lees 5.1
  • Maak de vragen van 5.1 uit je werkboek en 5.2 (oriëntatievragen) 

Klaar? 
  • Kijk na
  • Lees verder
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een dun en dikbevolkt gebied op in Europa (figuur 5.5)

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

5.2 en 5.3 dun- en dichtbevolkte gebieden
Europa
  • Dichtbevolkt: vlakke gebieden, kruisingen, bereikbaarheid
  • Dunbevolkt: klimaat, gebergtes 

Wereldwijd
  • Dichtbevolkt: natuurlijke omstandigheden (voedsel), vlakke 
      gebieden/ transport
  • Dunbevolkt: klimaat, landschappen, poolgebieden
       woestijn, tropisch regenwouden, gebergtes

Slide 23 - Tekstslide

Verklaren waarom dun of juist dichtbevolkt. Vooral door welvaart als je het wereldwijd bekijkt. 
Europa (net gevraagd)
  • Dichtbevolkt: NL, Duitsland, Ruhrgebied/langs de Rijn (Noord-Italie - Povlakte) . 
  • Londen/parijs/rome/madrid/berlijn -> vlakkge gebieden op kruisingne van wegen en goedbereikbaar (weg/water)
  • Dunbevolkt: Ijsland, scandineavie, siberie, lange koude winters en langer nachten. Berggebieden alpen. 
Wereld
  • Dichtbevolkt: China, India, Java, Westueiropa, oosten van VS e brazilie 
Zoek op wat de EGKS en EEG is.

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5.2 en 5.3 Verschillen in Welvaart
Verschillen in welvaart  - EU
  • 1952: EGKS - 1958: EEG -> later EG -> 1992: EU (nu ook Oost-Europa - SU)
Doelstellingen. Wat zijn deze?
  1. Vrij verkeer van personen en goederen (beschermen van markt)
  2. Afspraken/wetten allerlei zaken (invoerrechten, subsidie. milieueisen)

Verschillen in welvaart - wereldwijd
  • Welvaart -> gemiddelde inkomen (BNP)
  • Energieverbruik
  • Welzijn (voedselvoorziening, inkomsten, educatie - analfabetisme, zorg)

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn de doelstellingen van de EU? 
- vrij verkeer van personen/goederen
- afspraken over verschillende zaken (invoerrechten, subsidie, milieu)

Welke landen niet bij EU?
Noorwegen (aardolievoorraaden) en Zwistserland- zo rijk dat ze geen voordelen zien. 

Zweden en Denemarken geen euro. 
Andere landen moeten eerst voldoen aan eisen. Lage welvaart. 
Brexit. Waar staat dat voor? Britan-exit. 

Na de doelstellingen. 

Wereldwijd. Een paar indicatoren voor de welvaart. Zoals?
  • BNP: gemiddelde inkomen van mensen. Westerse cultuur. 
  • Gemiddelde energieverbruik. Soms grote verschillen zoals Amerika en Zuid-Afrika. 
  • Energieverbruik

Granaat = gelijkblijvend
(geboorte = sterfte)
Rijk
UI/Urn = afnemend 
(geboorte < stervend) 
Rijk
Piramide = groeiend 
(geboorte > sterfte)
Arm

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding les 6/7
Huiswerk
  • Opdrachten werkboek H5.1 t/m 5.3 maken

Volgende week: H5.4 en 5.5 (en evt. herhaling) Laatste les van dit schooljaar!

Geniet van het weekend!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2 - Bevolking en ruimte - re-urbanisatie - blz 117 (H5)

Hieronder zie je drie afbeeldingen van bouwprojecten uit de regio Rotterdam

Welke afbeelding past het best bij het begrip re-urbanisatie?


Bron: toets ak 2017
A
B
C

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies