In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H5.1 Verbranding
Slide 1 - Tekstslide
timer
1:00
Wat weet je nog over de vorige les verbranding?
Slide 2 - Woordweb
Aan het einde van deze les kan je:
Uitleggen wat een verbrandingsreactie is
De 3 voorwaarden voor een verbranding benoemen
Uitleggen hoe je een brand kan blussen
Uitleggen wat een oxide is
Uitleggen wat een reagens is
De reactievergelijking geven van de verbranding van een aantal elementen en verbindingen
Slide 3 - Tekstslide
Aan het einde van deze les kan je:
Uitleggen wat een verbrandingsreactie is
De 3 voorwaarden voor een verbranding benoemen
Uitleggen hoe je een brand kan blussen
Uitleggen wat een oxide is
Uitleggen wat een reagens is
De reactievergelijking geven van de verbranding van een aantal elementen en verbindingen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Reagentia
Reagens = Stof die zichtbaar verandert in aanwezigheid van de stof die je wilt aantonen.
Reagens
Aan te tonen stof
Waarneming
Wit kopersulfaat
Water/waterdamp
wit kopersulfaat wordt blauw
Helder kalkwater
Koolstofdioxide
Helder kalkwater wordt troebel
Broomwater
Zwaveldioxide
Bruin broomwater wordt kleurloos
Slide 6 - Tekstslide
Aantonen verbrandingsproducten
Producten zijn niet altijd te zien (denk aan waterdamp en koolstofdioxide). Je kunt ze wel aantonen met een reagens.
Wit kopersulfaat
Helder kalkwater
Broomwater
Opstelling
Slide 7 - Tekstslide
Met welk reagens kun je water aantonen
A
joodwater
B
kalkwater
C
wit kopersulfaat
Slide 8 - Quizvraag
Met welk reagens kun je aantonen of een gas koolstofdioxide is?
A
wit kopersulfaat
B
helder kalkwater
C
joodwater
D
zetmeel
Slide 9 - Quizvraag
Vul de uitspraak aan: Een reagens moet ... en ... zijn.
A
Kleurloos en gevoelig
B
Goedkoop en kleurloos
C
Specifiek en goedkoop
D
Specifiek en gevoelig
Slide 10 - Quizvraag
Custard wordt gebruikt om vla van te maken. Custard is een wit poeder. Zodra custard met water in aanraking komt, wordt zij geel. Er is nog een reagens op water. Hoe heet dat reagens?
A
helder kalkwater
B
blauw kopersulfaat
C
jodiumoplossing
D
wit kopersulfaat
Slide 11 - Quizvraag
Herhaling van paragraaf 5.1
- Voor elke onderdeel van komen er eerst wat quiz/open vragen.
- Na de quiz/open vragen kan je nog een keer naar de theorie kijken.
Slide 12 - Tekstslide
A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie
Slide 13 - Quizvraag
Een verbrandingsreactie is
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 14 - Quizvraag
Stoffen
Voorwaarden verbranding
Een brand ontstaat alleen wanneer alle
drie de voorwaarden aanwezig zijn.
Bij een verbrandingsreactiekomtaltijdwarmtevrij: Exotherm.
Slide 15 - Tekstslide
Stel: je bent aan het koken en ineens slaat de vlam in je pan met groente. Wat doe je om het vuur te doven?
timer
0:30
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen
(de pan leeggooien)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (deksel erop)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)
Slide 16 - Quizvraag
Stel: Er is een brand gaande bij een gaskraan. Wat doe je om het vuur te doven?
timer
0:30
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen (de gaskraan dicht)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (branddeken erover)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)
Slide 17 - Quizvraag
Stoffen
Brand blussen
Om een brand te blussen of het vuur te doven moet je minimaal 1 van de drie voorwaarden verwijderen:
Een kampvuur gaat vanzelf uit als al het hout is opgebrand (brandbare stof).
Een kampvuur kan je blussen door zand op het vuur te gooien (zuurstof).
Een kampvuur kan je blussen door water erop te gooien (ontbrandingstemperatuur).
Slide 18 - Tekstslide
0
Slide 19 - Video
Stoffen
Brand blussen
Water is bijna altijd een goed blusmiddel behalve bij vet/frituurbranden.
Bij de verbranding van een element ontstaat het oxide van dat element.
Verbranding van:
Koper (Cu) -> Koperoxide
Aluminium (Al) -> Aluminiumoxide
Zwavel (S) -> Zwaveldioxide
Magnesium (Mg) -> Magnesiumoxide
Waterstof (H2) -> Diwaterstofoxide
2Cu+O2−>2CuO
4Al+3O2−>2Al2O3
S+O2−>SO2
2Mg+O2−>2MgO
2H2+O2−>2H2O
Slide 24 - Tekstslide
Niet metaal Oxiden
Alleen bij een niet-metaaloxide gebruik je deze voorvoegsels.
Komt het eerste element 1 keer voor dan gebruik je geen mono.
Als het element zuurstof maar één keer voorkomt, gebruik je wel het voorvoegsel mono.
Slide 25 - Tekstslide
Oxiden (Tabel 5.6 boek)
Slide 26 - Tekstslide
benzine + zuurstof --> water + koolstofdioxide
A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie
Slide 27 - Quizvraag
Welke oxiden ontstaan er bij de verbranding van dimethylsulfoxide?
C2H6SO
A
De oxiden van C en H
B
De oxiden van C, H en S
C
De oxiden van C, H, S en O
D
De oxiden van C, H en O
Slide 28 - Quizvraag
Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van
C5H10S
Slide 29 - Open vraag
Verbranding van verbindingen
Als een verbinding verbrandt ontstaan de oxiden van de atoomsoorten waaruit de verbinding bestond:
In Ethanol zitten C, O en H. Er ontstaan dus de oxiden van koolstof en waterstof.
C2H5OH+2O2−>2CO2+3H2O
Slide 30 - Tekstslide
Ontstane oxiden
Slide 31 - Tekstslide
Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet
Slide 32 - Quizvraag
Volledige verbranding
Volledige verbranding: een verbranding met voldoende zuurstof
Kenmerken: geen rook, blauwe of kleurloze vlam, alle brandstof verbrandt, er ontstaat water en koolstofdioxide.
Een verbranding is een chemische reactie met zuurstof, er verdwijnen stoffen en er ontstaan andere stoffen.
Slide 33 - Tekstslide
Volledige verbranding
Slide 34 - Tekstslide
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Elektrolyse
D
Onvolledige verbranding
Slide 35 - Quizvraag
Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Onvolledige verbranding bestaat helemaal niet
Slide 36 - Quizvraag
Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van propaan (C3H8). Bij deze onvolledige verbranding ontstaat naast water ook koolstofmono-oxide.
Slide 37 - Open vraag
Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
Slide 38 - Quizvraag
In een slecht geventileerde ruimte staat een butaan (C4H10) kachel. In eerste instantie vindt er volledige verbranding plaats. Na een tijdje gaat de volledige verbranding over in een onvolledige verbranding. De verhouding waarin koolstofdioxide en koolstofmono-oxide ontstaan blijkt 1 : 1 te zijn. Het andere reactieproduct is water.
Geef de reactievergelijking van deze verbranding.
Slide 39 - Open vraag
Onvolledige verbranding
Onvolledige verbranding: een verbranding met te weinig zuurstof.
Kenmerken: wel rook zichtbaar, gele vlam = brandende roetdeeltjes, niet alle brandstof verbrandt, er ontstaat water, roet (C) en koolstofmonoxide (CO).
Slide 40 - Tekstslide
Onvolledige verbranding
Volledige verbranding
voldoende zuurstof
Onvolledige verbranding
Onvoldoende zuurstof
Andere reactieproducten
Zeer giftig gas!
Slide 41 - Tekstslide
Explosies
Slide 42 - Tekstslide
Explosies
Bij een explosieve verbrandingsreactie moeten de fijn verdeelde brandstof en de zuurstof in de juiste verhouding gemengd zijn.
Er moet ook een sterke exotherme reactie optreden waarbij gasvormige producten ontstaan.
Fase: Gasvormig
Slide 43 - Tekstslide
Samenvatting
Bij een verbrandingsreactie moet er een brandbare stof zijn, moet er voldoende zuurstof aanwezig zijn en de ontbrandingstemperatuur moet bereikt zijn.
Je kunt een brand blussen door een of meerdere van de drie voorwaarden van een brand weg te nemen.
Een oxide bestaat uit twee atoomsoorten waarvan de tweede zuurstof (de oxide) is.
In de naamgeving gebruik je voorvoegsels wanneer het eerste atoom een niet-metaal is.
Een reagens is een stof waarmee je heel specifiek één andere stof kunt aantonen.
Een explosie is een exotherme reactie waarbij de brandstof en zuurstof in de juiste verhoudingen zijn gemengd. Bij de reactie ontstaan gassen die snel en sterk uitzetten.
Slide 44 - Tekstslide
Nu kan je:
Uitleggen wat een verbrandingsreactie is
De 3 voorwaarden voor een verbranding benoemen
Uitleggen hoe je een brand kan blussen
Uitleggen wat een oxide is
Uitleggen wat een reagens is
De reactievergelijking geven van de verbranding van een aantal elementen en verbindingen
Slide 45 - Tekstslide
Aan de slag:
Maak een samenvatting van 5.1, maak opdracht 1 t/m 5, 7, 8, 10, 11, 12 en 14.