§ 4.1 Verbranding

§ 4.1 Verbranding
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§ 4.1 Verbranding

Slide 1 - Tekstslide

Online naar de methode
Maak de voorkennistoets
En noteer welke §§ van de vorige hoofdtukken nog niet zo goed gaan. 

timer
12:00

Slide 2 - Tekstslide

Welk onderdeel ging goed?
§ 1.3
§ 2.3
§ 3.1
§ 3.2

Slide 3 - Poll

Welk onderdeel kan nog beter?
§ 1.3
§ 2.3
§ 3.1
§ 3.2

Slide 4 - Poll

Leerdoelen § 4.1
  • Je leert wat een verbrandingsreactie is;
  • Je leert de voorwaarden voor verbranding en het blussen van een brand;
  • Je leert welke verbrandingsproducten ontstaan en hoe je die aantoont.

Slide 5 - Tekstslide

Stoffen
Voorwaarden verbranding
 

Een brand ontstaat alleen wanneer alle drie de voorwaarden aanwezig zijn.


Wanneer 
1 van de voorwaarden wordt weggehaalddooft het vuur.

 

Een verbrandingsreactie is altijd een reactie met zuurstof.

Bij een verbrandingsreactie komt altijd warmte vrij: Exotherm.





Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Demo proef
Ontbrandingstemperatuur

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Bestuderen § 4.1 
Maken en leren opdr 1 tm 12

Slide 9 - Tekstslide

Verbranding elementen

Een verbranding is een reactie met zuurstof.

Bij de verbranding van een element ontstaat het oxide van dat element.

Verbranding van:

Cu -> Koperoxide = CuO           

Al -> Aluminiumoxide = Al2O3

S -> Zwaveldioxide = SO2

H2 -> Diwaterstofoxide = H2O = Water

Mg->Magnesiumoxide  = MgO

Slide 10 - Tekstslide

Niet metaal Oxiden
Alleen bij een niet-metaaloxide gebruik je deze voorvoegsels.

Komt het eerste element 1 keer voor dan gebruik je geen mono.

Als het element zuurstof maar één keer voorkomt, gebruik je wel het voorvoegsel mono.

Slide 11 - Tekstslide

Oxiden

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste naam?
Al2O3
A
dialuminiumtrioxide
B
aluminiumtrioxide
C
dialuminiumoxide
D
aluminiumoxide

Slide 14 - Quizvraag

Volledige verbranding

Volledige verbranding: een verbranding met voldoende zuurstof, het is een schone verbranding

Kenmerken: geen rook, blauwe of kleurloze vlam, alle brandstof verbrandt, er ontstaat water en koolstofdioxide.


Een verbranding is een chemische reactie met zuurstof, er verdwijnen stoffen en er ontstaan andere stoffen.


Slide 15 - Tekstslide

Volledige verbranding

Slide 16 - Tekstslide

Onvolledige verbranding

Onvolledige verbranding: een verbranding met te weinig zuurstof. Het is geen schone verbranding.

Kenmerken:wel rook zichtbaar, gele vlam = brandende roetdeeltjes, niet alle brandstof verbrandt, er ontstaat water, roet (C) en koolstofmono-oxide (CO)

Slide 17 - Tekstslide

Onvolledige verbranding
Volledige verbranding
  • voldoende zuurstof
Onvolledige verbranding
  • Onvoldoende zuurstof
  • Andere reactieproducten
Zeer giftig gas!

Slide 18 - Tekstslide

Ontstane oxiden

Slide 19 - Tekstslide

Aantonen verbrandingsproducten
Reagens = stof die een andere stof zichtbaar maakt
  • Water maakt wit kopersulfaat blauw 
  • Koolstofdioxide maakt helder kalkwater troebel
  • Bruin Broomwater met zwaveldioxide wordt kleurloos
Producten zijn niet altijd te zien. Denk aan waterdamp en koolstofdioxide. Je kunt ze wel aantonen

Slide 20 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van propaan (C3H8). Bij deze onvolledige verbranding ontstaat naast water ook koolstofmono-oxide.

Slide 21 - Open vraag

In een slecht geventileerde ruimte staat een butaan (C4H10) kachel. In eerste instantie vindt er volledige verbranding plaats. Na een tijdje gaat de volledige verbranding over in een onvolledige verbranding. De verhouding waarin koolstofdioxide en koolstofmono-oxide ontstaan blijkt 1 : 1 te zijn. Het andere reactieproduct is water.

Geef de reactievergelijking van deze verbranding.

Slide 22 - Open vraag

Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van
C5H10S

Slide 23 - Open vraag

Samenvatting
Bij een verbrandingsreactie moet er een brandbare stof zijn, moet er voldoende zuurstof aanwezig zijn en de ontbrandingstemperatuur moet bereikt zijn.

Je kunt een brand blussen door een of meerdere van de drie voorwaarden van een brand weg te nemen.

Een oxide bestaat uit twee atoomsoorten waarvan de tweede zuurstof (de oxide) is.

Een reagens is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk: Leren 4.1 en maak de opgaven van 4.1

Slide 25 - Tekstslide