LJ1- 2.6 + 2.7 / LJ2 2.7 Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: LJ1 2.6 + 2.7 - LJ2 2.7 Lijdend voorwerp
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

 LJ1: Pak je boek van Nederlands op tafel en laat deze nog even dicht.

 

LJ2: Ga even in stilte lezen. 

Huiswerk controle 

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Plannen en organiseren:

- Prioriteiten stellen op je planner wanneer er meerdere dingen moeten gebeuren

- Houdt je aan de door jezelf gestelde tijd bij een opdracht aan de hand van je planner

3. lesdoel LJ1

Aan het eind van deze les:

- weet je hoe de stam en de ik-vorm van een werkwoord schrijft

- kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed schrijven.

Noteer van het volgende werkwoord de stam:
Noteren

Noteer van het volgende werkwoord de ik-vorm:
Noteren

Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels:
1. Bij ik schrijf je de ik-vorm
2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je ......
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je.....
Vul zin 2 en 3 aan.

Wie maakt wat:

Had je alle 4 de antwoorden goed: dan mag je zonder instructie beginnen aan de opdrachten 24 t/m 27 op blz 78 t/m 81.

Had je 2/3 antwoorden goed: dan luister je mee naar de basisinstructie. Daarna kan je zelfstandig aan het werk.

Had je 0/1 vraag goed: dan doe je mee met de basisinstructie en maken we daarna nog een aantal opgaven samen.

4. Instructie LJ1

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Boek: blz. 79

We gaan samen het schema bekijken.

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Regels:

1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.
2. Bij jij, u, hij, zij, het schrijf je de ik-vorm + t
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

learningapps.org

4. Instructie LJ1

Lees de theorie op blz 80 

5. Begeleid inoefenen LJ1

Indien je geen antwoord of 1 antwoord goed had bij de mini-check, dan maken we opdracht 25 en opdracht 27 zin 1 t/m 5 samen. 

6. Zelfstandig werken LJ1

Je maakt zelfstandig opdracht 24 t/m 27 op blz 78 t/m 81.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 

1. Lesopening LJ2

Pak je boek en je schrift van Nederlands. Laat alles nog even dicht op tafel liggen. 

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Plannen en organiseren:

- Prioriteiten stellen op je planner wanneer er meerdere dingen moeten gebeuren

- Houdt je aan de door jezelf gestelde tijd bij een opdracht aan de hand van je planner

3. Lesdoel LJ2

Aan het eind van deze les:

- weet je dat het werkwoordelijk gezegde uit alle werkwoorden
   van een zin bestaat;

- weet je dat als er 'te' voor het hele werkwoord staat, het bij het
   werkwoordelijk gezegde hoort:
   pv + te + hele ww = werkwoordelijk gezegde

Wie maakt wat:

Had je alle 3 de antwoorden goed: dan mag je zonder instructie beginnen aan de opdracht 5 op blz 75.

Had je 1/2 antwoorden goed: dan luister je mee naar de basisinstructie. Daarna kan je zelfstandig aan het werk.

Had je 0 vraag goed: dan doe je mee met de basisinstructie en maken we daarna nog een aantal opgaven samen.

5. Begeleid inoefenen LJ2

Had je geen enkele vraag goed van de mini-check, dan maken we van opdracht 5 de eerste 5 zinnen samen. 

6. Zelfstandig werken LJ2

Je maakt zelfstandig opdracht 5 op blz. 75

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna pak je je boek en ga je in stilte lezen. 

Evaluatie LJ1

Hoe ging de les? 

Heb je nog ergens vragen over?

Huiswerk:                                                  

Donderdag 11 november                                                                              2.6 en 2.7 opdr 24 t/m 27                                                      

Noteer van het volgende werkwoord de stam:
Noteren

Noteer van het volgende werkwoord de ik-vorm:
Noteren

Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels:
1. Bij ik schrijf je de ik-vorm
2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je ......
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je.....
Vul zin 2 en 3 aan.

Evaluatie LJ2

Hoe ging de les? 

Heb je nog ergens vragen over?

Huiswerk:                                                  

Woensdag 10 november                           Maandag 15 november          2.6 opdracht 5                                               SO gramm. + spelling H2