LJ1- 2.6 + 2.7 / LJ2 2.7 Lijdend voorwerp

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 2.6 + 2.7  - LJ2 2.7 Lijdend voorwerp
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 2.6 + 2.7  - LJ2 2.7 Lijdend voorwerp
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
 LJ1: Pak je boek van Nederlands op tafel en laat deze nog even dicht.
 
LJ2: Ga even in stilte lezen. 

Huiswerk controle 

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe de stam en de ik-vorm van een werkwoord schrijft
- kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed schrijven.



Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Weegt oplossingen tegen elkaar af
- Kiest beargumenteerd een oplossing

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check. 

Slide 4 - Tekstslide

Noteer van het volgende werkwoord de stam:
Noteren

Slide 5 - Open vraag

Noteer van het volgende werkwoord de ik-vorm:
Noteren

Slide 6 - Open vraag

Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels:
1. Bij ik schrijf je de ik-vorm
2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je ......
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je.....
Vul zin 2 en 3 aan.

Slide 7 - Open vraag

Wie maakt wat? 
Had je de vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 
Je maakt opdracht 24 t/m 27 op blz 78 t/m 81.


De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Tekstslide

4. Instructie 

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd


Boek: blz. 79

We gaan samen het schema bekijken.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Regels:


  1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  2. Bij jij, u, hij, zij, het schrijf je de ik-vorm + t
  3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

4. Instructie LJ1
Lees de theorie op blz 80 

Slide 12 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen LJ1
Had je geen of 1 antwoord goed bij de mini-check -->
dan maken we opdracht 25 en opdracht 27 zin 1 t/m 5 samen. 

Slide 13 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken LJ1
Je maakt zelfstandig opdracht 24 t/m 27 op blz 78 t/m 81.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

1. Lesopening LJ2
Pak je boek en je schrift van Nederlands. Laat alles nog even dicht op tafel liggen. 


Slide 15 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe je het lijdend voorwerp in een zin kan vinden



Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Weegt oplossingen tegen elkaar af
- Kiest beargumenteerd een oplossing

Slide 16 - Tekstslide

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check. 

Slide 17 - Tekstslide

Welke opgaven moeten we maken?​
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 18 - Quizvraag

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 19 - Quizvraag

De verliefde jongen kocht een roos.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 20 - Quizvraag

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
az

Slide 21 - Quizvraag

Wie maakt wat? 
Had je de vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 
Je maakt opdracht 6 t/m 10 op blz 75 t/m 77.


De rest doet mee met de instructie. 

Slide 22 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handelng uit te voeren.

Bij sommige werkwoorden bestaat de basiszin uit drie zinsdelen en dan is het derde zinsdeel het lijdend voorwerp.
Lopen - ik loop
Plukken - ik pluk iets

Slide 23 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 24 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen LJ2
Had je geen enkele vraag goed van de mini-check, dan maken we van opdracht 5 de eerste 5 zinnen samen. 

Slide 25 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken LJ2
LJ 1 - Je maakt zelfstandig opdracht 24 t/m 27 op blz 78 t/m 81.
LJ 2 - Je maakt zelfstandig opdracht 6 t/m 10 op blz 75 t/m 77


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je je boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?


Lesdoel:
- weet je hoe de stam en de ik-vorm van een werkwoord schrijft?
- kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed schrijven?


Slide 27 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Heb je nog vragen of vind je nog iets lastig? 


Lesdoelen:
- weet je hoe je het lijdend voorwerp in een zin kan vinden?

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Dinsdag 15 november
2.6 + 2.7 opdracht 24 t/m 27

Huiswerk LJ2: 
Dinsdag 15 november
2.7 opdracht 6 t/m 10
Toetsen LJ1: 
Geen



Toetsen LJ2: 
Geen

Slide 29 - Tekstslide