(1) poëzie en fictie

Weekplanning
Poëzie en fictie: Geluk HB

Kijken en luisteren H2: Een interview beoordelen

Deadline inleveren presentatieopdracht









Vandaag

Les 2, week 23


Les 3, week 23
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Weekplanning
Poëzie en fictie: Geluk HB

Kijken en luisteren H2: Een interview beoordelen

Deadline inleveren presentatieopdracht









Vandaag

Les 2, week 23


Les 3, week 23

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
  1. Lesdoel
  2. De (prop)vragen
  3. Uitleg begrip: personificatie
  4. Zelf aan de slag
  5. Afsluiting en einde les

Slide 2 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Lesdoelen poëzie & fictie






Je leert wat de volgende begrippen betekenen:


  • Beeldspraak
  • Cliffhanger
  • Dystopie
  • Historische jeugdboeken
  • Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Ontwikkeling hoofdpersoon
  • Personificatie
  • Sciencefiction
  • Tijd
  • Wisseling van tijd, plaats, perspectief

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De (prop) vragen
  • Wat betekenen de woorden poëzie en fictie? 
  • Wat is poëzie en hoe werk je dit uit of hoe kun je het beste beginnen?
  • Hoe nep mag een fictie verhaal zijn?
  • Waarom bestaat poëzie en fictie?

 
  • Poëzie is de kunst van het dichten. Ook is poëzie een verzamelnaam voor gedichten en verzen. Poëzie is een genre in de literatuur waarbij tekst in de vorm van een gedicht wordt gebracht.
  • Kies een thema waarover je wilt dichten. Dit kan van alles zijn, over verliefdheid, over verdriet, over je kijk op de wereld, over een dier
  • Schrijf woorden op
  • Schrap alle bedachte poëtische woorden
  • Gebruik metaforen (Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont)
  • Maak korte zinnen
  • Ga niet rijmen
  • Maak een omkeerpunt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Personificatie
Vorm van beeldspraak

per·so·ni·fi·ca·tie (de; v; meervoud: personificaties)
voorstelling van een ding als een persoon 



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagwerk poëzie en fictie
Waar? 
Bladzijde 200-203

Welke opdracht?
5




timer
15:00
Personificatie? Dingen menselijke eigenschappen geven. vb: de school danst

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelcontrole poëzie en fictie


Wat is?

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Personificatie



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van deze les
  • Kijk om je heen, zie je rotzooi liggen, neem dit dan mee
  • Schuif je stoel aan en zet je tafel recht
  • Pak je tas, groet me/wens me een fijne dag en ga naar de volgende les of pauze

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies