Week 3 - Poëzie les 2

Week 3 - Poëzie les 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 3 - Poëzie les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
Vergelijking
metafoor
personificatie

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking
Onder beeldspraak verstaan we figuurlijk taalgebruik. Dat betekent dat je iets niet letterlijk noemt, maar dat je het ergens mee vergelijkt. In gedichten komt vaak beeldspraak voor.
Een vorm van beeldspraak is de vergelijking. In een vergelijking wordt de overeenkomst tussen twee dingen meestal aangegeven met een verbindingswoord (als of dan). Ook de eigenschap wordt genoemd.
Voorbeelden:
Die mevrouw is zo trots als een pauw.
Hij ging er als een haas vandoor.
De vijand kwam als een dief in de nacht.

Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak - metafoor en personificatie
Een andere vorm van beeldspraak is een metafoor. Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen ontbreekt de eigenschap en het verbindingswoord.
Die mevrouw is een pauw.
Je kamer is een vuilnisbelt.
Voetbal is oorlog.
Een aparte vorm van beeldspraak is de personificatie. Hierbij worden aan levenloze dingen of begrippen menselijke eigenschappen toegekend, alsof het een persoon is.
Het gevaar loerde op elke straathoek. (gevaar is een begrip en kan dus niet loeren)
De toekomst lacht ons toe. (toekomst is een begrip en kan niet lachen)
Het papier is geduldig. (papier is iets levenloos en kan niet geduldig zijn als een mens)
De regen fluistert in het riet. (regen kan niet praten of fluisteren)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
A
figuurlijk taalgebruik
B
letterlijk taalgebruik
C
een museum
D
wat een kunstenaar met zijn werk wil vertellen

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Metonymia

Slide 8 - Quizvraag


"Het papier is geduldig."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een personificatie
A
het schip danste op de golven
B
de lange verdediger versterkte de luchtmacht voorin
C
je maakt van een mug een olifant
D
geen van deze

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een personificatie?
A
Als je een vergelijking maakt over een persoon
B
Als je een levenloos ding als levend persoon omschrijft
C
Als je een persoon vergelijkt met een dier
D
Iedere metafoor is een personificatie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
A
Er worden twee zaken genoemd
B
Een voorwerp krijgt een menselijke eigenschap
C
Alleen het beeld wordt genoemd, je moet het zelf bedenken
D
Een ander woord voor beeldspraak

Slide 13 - Quizvraag

Opdrachten
Werk aan de opdrachten van week 3 van je weekplanner 

Slide 14 - Tekstslide