Passaat: wind tussen 30 graden en evenaar. Dit is een oostelijke wind die van het subtropisch hogedruk gebied naar de evenaar waait.
Slide 16 - Tekstslide
ITCZ
ITCZ is een aanhoudend lagedrukgebied dat ontstaat door de directe instraling van de zon.
Deze ITCZ verschuift, waardoor het lagedrukgebied ook wisselt.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Zomer voor ons
Winter voor ons.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Gevolg
Slide 24 - Tekstslide
5.1 Klimaat deel 2: Zeestromen
H5 Klimaat herhaling
Domein aarde
Havo 5
Slide 25 - Tekstslide
Zeestromen
Slide 26 - Tekstslide
Oceanische circulatie
aangedreven door de atmosferische circulatie
Warme zeestroom: van evenaar naar polen
Koude zeestroom: van polen richting evenaar
Slide 27 - Tekstslide
Wat valt op aan het water bij woestijnen?
Slide 28 - Tekstslide
Herverdeling warmte
Atmosferische en oceanische circulatie
Atmosferische circulatie logisch
Maar hoe werkt dit met de oceanische circulatie?
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Aangeven welke invloed atmosferische circulatie en zeestromen hebben op klimaat- en landschapsgebieden
Warme zeestroom: zorgt voor warmte, regen en ijsvrijehavens tot aan Moermansk toe
Koude zeestroom: zorgt voor extra koud klimaat. In subtropen: voorkomen woestijnen; koude zeewater koelt de lucht erboven af, waardoor deze weinig vocht kan vasthouden.
Slide 32 - Tekstslide
Zeestromen
Zeestromen volgen de overheersende windrichting! (althans aan de oppervlakte)
Warme zeestromen (vanuit een warm gebied
Koude zeestromen (vanuit een koud gebied)
Slide 33 - Tekstslide
Thermohaliene circulatie
Slide 34 - Tekstslide
Thermohaliene circulatie
Thermo = temperatuur
Haliene = zoutgehalte
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
Wat is een klimaatgebied?
Slide 37 - Tekstslide
5.1 deel 3: Klimaatfactoren
Klimaatgebied = Groot gebied met hetzelfde klimaat (vaak aan de hand van Köppen)
Slide 38 - Tekstslide
Klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied
Slide 39 - Tekstslide
Er zijn 5 klimaatfactoren die klimaat het bepalen
De geografische breedteligging
Land-zeeverdeling
Hoogteligging
ligging van gebergten
Invloed van zeeën en oceanen
Slide 40 - Tekstslide
Geografische breedteligging
Algemene regel: Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is.
Zonnestralen warmte verliezen naarmate ze langer onderweg zijn.
De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.
Slide 41 - Tekstslide
Land-zeeverdeling
van invloed op neerslag en temperatuur
Algemene regel:
Wind van zee brengt meer neerslag met zich mee dan wind over land.
Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.
Slide 42 - Tekstslide
Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder.
Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden
Slide 43 - Tekstslide
Ligging van gebergte
Algemene regel:
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag.
Slide 44 - Tekstslide
Hoe heet de kant van het gebergte waar de neerslag valt?
Slide 45 - Open vraag
De invloed van zeeën en oceanen
Algemene regels:
Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.
Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.