4.1 en voorkennis

H4 Procenten
Situaties vergelijken met procenten
Nieuwe prijs uitrekenen bij korting
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Procenten
Situaties vergelijken met procenten
Nieuwe prijs uitrekenen bij korting

Slide 1 - Tekstslide

Algemene begrippen
Percentage
Geheel
Deel

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen..
Algemene begrippen
Werken met vehoudingstabel

Slide 3 - Tekstslide

Percentage
 “Per cent” is Frans voor “per honderd”.  Percentage is een berekening van een bepaalde hoeveelheid per 100.

Het aantal procenten van iets wordt meestal het percentage genoemd. ‘Procenten uitrekenen’ en ‘percentage uitrekenen’ betekenen dus hetzelfde.


Slide 4 - Tekstslide

Geheel
Het geheel of totaal komt overeen met 100%

Het geheel is kan per situatie anders zijn. Verschillende klassen.

Slide 5 - Tekstslide

Deel
Het deel is het getal dat we vergelijken met het geheel.

Het deel kan per situatie verschillend zijn. Verschillende klassen andere aantallen.

Slide 6 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Om percentages en aantallen te berekenen maken we gebruik van verhoudingstabellen. De verhoudingstabellen zien er in de basis altijd hetzelfde uit. 

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingstabel
  • Een tabel bestaat uit 2 rijen en 4 kolommen, maar het aantal kolommen kan wanneer het nodig is uitgebreid worden.
  • Zet de variabelen onder elkaar: procent staat meestal in de onderste rij en aantal (dit kan ook prijs, bedrag, gewicht, enz. zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingstabel
  • Vul de gegevens is die je al weet.
  • Vul in de onderste of bovenste rij de 1: afhankelijk of je percentage of aantal moet uitrekenen.
  • Omdat het een verhoudingstabel is kun je met pijlen de vermenigvuldiging of deling in de tabel zetten.
  • En dan bereken je het aantal of de percentage

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Percentage en Aantallen
Percentage en aantallen berekenen. 

Dit gaan we doen aan de hand van voorbeelden. De uitkomsten van deze berekeningen gaan we gebruiken om situaties met elkaar te vergelijken

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld aantallen berekenen
In klas 2A zitten 30 leerlingen. 40% van de leerlingen heeft als hobby voetbal. 

Hoeveel leerlingen uit klas 2A heeft als hobby voetbal?

Maak een tabel en vul in wat je al weet

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1 in de middelste kolom!

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
Er zijn dus 12 leerlingen in klas 2A die als hobby voetbal hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

In klas 2B zitten 25 leerlingen. 44% heeft als hobby voetbal. Hoeveel leerlingen zijn dit?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

In welke klas zitten er meer leerlingen op voetbal?
A
2A
B
2B

Slide 19 - Quizvraag

In welke klas zitten er verhoudingsgewijs meer leerlingen op voetbal?
A
2A
B
2B

Slide 20 - Quizvraag

Percentages berekenen
Dit gaat op dezelfde manier als aantallen berekenen, je zet alleen de één op een andere plek!

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
In klas 2A zijn 6 van 30 leerlingen linkshandig. 
Welk percentage hoort hier bij?

Maak een tabel en vul in wat je al weet.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Dat is 20%

Slide 27 - Tekstslide

In klas 2B zijn 4 leerlingen linkshandig. Welk percentage van de leerlingen is linkshandig?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Welke klas heeft verhoudingsgewijs meer linkshandige?
A
2A
B
2B

Slide 30 - Quizvraag

Maken
Voorkennis: opgaven 5
4.1 opgaven 2-3-4-6-U1

Slide 31 - Tekstslide